Uitleg woordsoorten: het werkwoord

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Uitleg woordsoorten: het werkwoord

Vandaag

Uitleg woordsoorten: het werkwoord

Opdracht

Taalblokken

Het werkwoord

Geeft aan wat er wordt gedaan of wat er gebeurt

Doe-woorden

Alle werkwoorden uit een zin samen: werkwoordelijk gezegde

Splitsen in hoofdwerkwoord en hulpwerkwoord

Hoofdwerkwoord

• Geeft de belangrijkste betekenis aan het wwg
• Altijd één hoofdwerkwoord in een zin, een zin met één werkwoord: is automatisch een hoofdwerkwoord
  
  
• Kan een persoonsvorm, infinitief of een voltooid deelwoord zijn

Hulpwerkwoord

• De overgebleven werkwoorden in de zin
• Er kunnen ook geen of meerdere hulpwerkwoorden in een zin voorkomen
  
  
• Meest voorkomende hulpwerkwoorden: hebben, zijn, worden, zullen, gaan, willen, kunnen, moeten, mogen

Ik         huiswerk                    .

Hoofdwerkwoord

Hulpwerkwoord(en)

heb

opgegeven

Nora        wel op mijn feest                                     .

Hoofdwerkwoord

Hulpwerkwoord(en)

zou

komen

hebben

willen

Ik       niet              wat hij                         !

Let op: een samengestelde zin kan wel twee hoofdwerkwoorden hebben, met ieder hun eigen hulpwerkwoorden.

Hoofdwerkwoord

Hulpwerkwoord(en)

kan

geloven

heeft

gedaan

Opdracht

Je krijgt een werkblad met acht zinnen

Onderstreep de werkwoorden in de zinnen

Geef bij elk werkwoord aan of het een hoofdwerkwoord of een hulpwerkwoord is

We werken in groepjes van drie

Nabespreken

Hoe ging de opdracht?

Quiz over de lesstof

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. Alle werkwoorden in een alinea
2. Alle werkwoorden op een regel
3. Alle werkwoorden in een zin

Wat geeft de belangrijkste betekenis aan het werkwoordelijk gezegde?

1. Hoofdwerkwoord
2. Hulpwerkwoord

Een hoofdwerkwoord kan een ... zijn.

1. Persoonsvorm
2. Infinitief (heel werkwoord)
3. Voltooid deelwoord
4. Alle antwoorden zijn goed

De leraar is de theorie aan het uitleggen.
Het werkwoord 'is' is een:

1. Persoonsvorm
2. Infinitief
3. Voltooid deelwoord

De leraar is de theorie aan het uitleggen.
Het werkwoord 'uitleggen' is een:

1. Persoonsvorm
2. Infinitief
3. Voltooid deelwoord

In welke zin staat een voltooid deelwoord?

1. De leraar heeft ons huiswerk gegeven.
2. De leraar geeft ons een opdracht.

Taalblokken

Maken:

Spelling en grammatica 2F

Woordsoorten - het werkwoord

Opdracht 1 t/m 3