De politie herkennen

De politie herkennen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

De politie herkennen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat doet een politieagent?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Welk teksttype is dit?
A
een krantenartikel
B
en website
C
een artikel in een tijdschrift
D
een affiche

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
de brandweer
B
onze school
C
de politie
D
de rechtbank

Slide 6 - Quizvraag

Wat zie jij in het volgende logo?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

Titel
Inleiding

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf in een zin waarover deze tekst zal gaan?

Slide 10 - Open vraag

Voorspel wat je zal lezen aan de hand van de volgende tussentitels?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welk symbool herken je in het logo van de politie?
A
een hand
B
een politiepet
C
een auto
D
een vlam

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat betekent 'striping?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer draagt de politie zijn interventiearmband?

Slide 17 - Open vraag

Waarom kan je een interventieband niet stelen van een politieagent?

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn synoniemen?

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn synoniemen?
  • Een synoniem is een woord dat dezelfde of bijna dezelfde betekenis heeft als een ander woord. Bijvoorbeeld, "blij" en "vrolijk" zijn synoniemen. 
  • Synoniemen worden vaak gebruikt om herhaling te vermijden en om variatie in taal te brengen.

Slide 20 - Tekstslide

contact
de mensen
lokaal
gewone kledij
lijn
wapen
verbinding
de bevolking
streep
burgerkledij
plaatselijk
geweer

Slide 21 - Sleepvraag

Wat zijn antoniemen?

Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn antoniemen?
  • Een antoniem is een woord dat de tegenovergestelde betekenis heeft van een ander woord. Bijvoorbeeld, "groot" en "klein" zijn antoniemen.
 

Slide 23 - Tekstslide

onbelangrijk
stijf
slecht
donkerblauw
weinig
iedereen
belangrijk
soepel
goed
niemand
lichtblauw
veel

Slide 24 - Sleepvraag