16 4 2021

Debat
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 6 min

Onderdelen in deze les

Debat

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Schoolkantines moeten alleen gezonde dingen verkopen.

Slide 3 - Tekstslide

Kinderen mogen pas een mobiele telefoon als ze in de eerste klas van de middelbare school zitten, niet eerder.

Slide 4 - Tekstslide

Schoolkantines moeten alleen gezonde dingen verkopen.

Slide 5 - Tekstslide

Het photoshoppen of voorzien van filters op foto's van beroemdheden en modellen zou verboden moeten worden.

Slide 6 - Tekstslide

Dierentuinen doen meer kwaad dan goed.

Slide 7 - Tekstslide

Het salaris van docenten moet bepaald worden door de resultaten van de leerlingen. 

Slide 8 - Tekstslide

De overheid moet huisdieren van mensen die op straat leven afpakken en in bescherming nemen. 

Slide 9 - Tekstslide

Kinderen moeten zelf hun vaste bedtijd kiezen.

Slide 10 - Tekstslide

Gevangenen moeten asielhonden of -katten krijgen om voor te zorgen. 

Slide 11 - Tekstslide

Het internet moet 1 dag per week onbereikbaar zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Reclames gericht op kinderen zouden verboden moeten worden.

Slide 13 - Tekstslide

Kinderen mogen pas een mobiele telefoon als ze in de eerste klas van de middelbare school zitten, niet eerder.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een argument?
Een argument is een reden waarom je iets vindt. 

Als je bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten wilt dan kun je als uitleg geven: 'ik wil niet naar buiten omdat het regent' of 'het regent, daarom wil ik niet naar buiten'. 

Het argument is dan: het regent.

Slide 15 - Tekstslide

signaalwoorden
De woorden 'omdat' en 'want' staan aan het begin van een argument. Voorbeeld: Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

De woorden 'daarom' en 'dus' komen juist na een argument. 
Voorbeeld: Mijn nichtje is nog klein, daarom begrijpt ze niet alles wat ik zeg.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het argument in:
Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
A
Ik eet geen pindakaas
B
Ik ben allergisch
C
Ik ben dol op pindakaas
D
Ik ben allergisch voor pinda's

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het argument in:
Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
A
Gokken is verslavend
B
Gokken moet verboden worden
C
Ik ben aan gokverslaafd
D
Verslavende dingen moeten verboden worden

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide