Spelling: Dat en wat, zijn, hun, hen

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
- Ophalen voorkennis; wat weet je al? 
- Uitleg en samen oefenen
- Aan de slag
- Evaluatie en vragen
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les
  • Weet je met welke woorden je kunt verwijzen naar een eerder genoemd woord
  • Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
  • Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren, enz.
  • Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En dan nu
Uitleg van de leerstof
Maak aantekeningen in jouw schrift

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat
Je gebruikt 'dat' als je verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord: een het-woord.

Op school zag ik een meisje dat  als twee druppels water op jou lijkt!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat
  • Na onbepaalde voornaamwoorden 
  • iets, niets, alles, enige, iedereen, niemand

  • Na de overtreffende trap
  • Het mooiste wat er kan gebeuren...

  • Als verwijzing naar een zin die ervoor staat

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zij, hun, hen
Je gebruikt 'zij' als het om een onderwerp gaat.

  • Zij zijn de hele nacht opgebleven om de bokswedstrijd te bekijken.

  • Ik weet het niet zeker, maar zij zijn volgens mij niet uitgenodigd.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hen
Je gebruikt 'hen' na een voorzetsel of als het om een lijdend voorwerp gaat.
  • Wij staan achter hen in de rij (na een voorzetsel).
  • Jullie gaan met hen mee. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hen-> lijdend voorwerp
Wie of wat + onderwerp+ gezegde

Ik heb hen niet gezien!


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hun-> meewerkend voorwerp
  • Hoe vind je het meewerkend vw?
  • Zet Aan wie of Voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp. Staat het woord -aan of het woord -voor in een zin, dan weet je al dat er een meewerkend voorwerp in de zin zit.

  • De docent geef hun de verslagen weer terug (aan hen)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TIP
Als je het niet zeker weet, gebruik dan 'ze'. Dat gaat meestal goed.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk vnw -> hun
Anja noteert hen op de lijst -> lijdend voorwerp

 
Anja noteert hun gegevens op de lijst.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hen: met voorzetsel
Hun: 'zunder' voorzetsel

De gastvrouw geeft hun iets te drinken. (hun = aan hen)
De gastvrouw geeft aan hen iets te drinken.

De gastvrouw geeft ze iets te drinken.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik zoek iets ... weinig ruimte inneemt.
A
dat
B
wat

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat was volgens hem het spannendste... hij ooit heeft meegemaakt.
A
dat
B
wat

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De trainer zei: '... moeten niet zeuren!"
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind het irritant als ... de hele tijd weglopen.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt aan ... ook vragen of ze op het feestje komen.
A
hun
B
hen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat? NN H3 taalverzorging verwijswoorden 
Hoe? Nieuw Nederlands online
Tijd? 30 minuten
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar?  Oefenen via cambiumned

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe scoor je jouw inzet deze les?
0100

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?
Alles is duidelijk, ik weet wat ik moet doen
Ik heb nog een vraag, namelijk ...

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Sommige mensen hebben het vooral over datgene ... fout gaat.
A
dat
B
wat

Slide 24 - Quizvraag

*
Na dat of datgene
Tegen het raam tikte een roodborstje.....graag naar binnen wilde
A
dat
B
wat

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het allereerste .. ik doe als ik thuiskom, is de kat aaien.
A
dat
B
wat

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het museum ging failliet, ... een grote strop was voor de gemeente.
A
dat
B
wat

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb ...dat boek gegeven.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stank maakt ... misselijk.
A
hun
B
hen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt ... ook vragen of ze op het feestje komen.
A
hun
B
hen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vond het erg leuk met ...
A
hun
B
hen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies