Week 29 (17-2024) klas 3 K5 Werden + Neuneinhalb Großfamilie

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Guten Tag

Wie geht es euch?

• jas uit, pet/muts/capuchon af
• oortjes uit
• laptop/boek/schrift/pen op tafel

Was machen wir heute?

• Grammatik:                             das Hilfsverb "werden"

Leerdoelen 

Ik kan/ik ken ....

• .... de betekenissen van het hulpwerkwoord 'werden';
• .... het hulpwerkwoord 'werden' vervoegen in de tegenwoordige tijd;
• .... het hulpwerkwoord 'werden' gebruiken in een zin.

Aber zuerst.....ein Filmchen!

www.zdf.de

Erklärung:   

Das Verb ' werden' hat in der Deutschen Sprache 2 verschiedene Bedeutungen:

( Het werkwoord werden heeft in het Duits 2 betekenissen).

- De eerste betekenis van het woord is worden, 

( Ich werde 30 Jahre alt). ik word 30 jaar oud. 

- De  tweede is zullen. ( Wir werden es sehen )  wij zullen het zien.

* De vervoeging doe je bij alle twee betekenissen op dezelfde manier!

Das Verb: werden  

Ik word                               ich werde 

jij wordt                             du wirst 

hij / zij / het wordt       er / sie / es wird

wij worden                      wir werden

jullie worden                  ihr werdet

zij worden                       sie werden

u wordt                            * Sie werden ( let op de hoofdletter S) 

Ik ben geworden         ich bin geworden 

Ich ...... morgen Karnaval feiern

1. werde
2. wird
3. werden
4. wirst

Wir .......sehr viel Spaß haben

1. geworden
2. werde
3. werd
4. werden

Du ..... dich auch sehr freuen, da bin ich mir ganz sicher.

1. wirst
2. werde
3. wird
4. werde

Der Kölner Umzug, der ....... gleich kommen.

1. werde
2. wirst
3. wird
4. werdet

Sie, ....... sehr glücklich sein mit ihrem Karnavalskostuum

1. wirst
2. wird
3. werde
4. geworden

Er ..... wird sich gleich verkleiden.

1. wirst
2. wird
3. werde
4. geworden

Weil sie lange feiern, ...... sie bestimmt auch spät schlafen gehen.

1. wird
2. werde
3. werden
4. wirst

3 soorten zwakke werkwoorden

1. "Normale" werkwoorden (wohnen)

2. Zwakke werkwoorden met stam op -d of -t (reden)

3. Zwakke werkwoorden met stam op -s of -ß (heißen)

ich               + e

du                + st

er/sie/es   + t

wir              + en

ihr               + t

sie/Sie      + en

ich mache

du machst

er/sie/es macht

wir machen

ihr macht

sie/Sie machen

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?     Aufgaben 15, 16, 17 en 18 auf Seiten 66, 67

Wie?      Online: K. Zukunft - E: Grammatik: 

Hilfe?     Seite 67

Zeit?       20 Minuten

Fertig?   woordenlijst H. 4, 5, 6 of de modale werkwoorden                        op StudyGo oefenen

Huiswerk

HAUSAUFGABEN:

machen:

Aufgaben 15, 16, 17 en 18 auf Seiten 66, 67

Online: K. Zukunft - G: Grammatik: 

Leren: StudyGo woorden H 3, 4, 5 en 6 

                

           

Heb ik de leerdoelen behaald?

• Kan ik / ken ik....

• .... de betekenissen van het hulpwerkwoord 'werden'?
• .... het hulpwerkwoord 'werden' vervoegen in de tegenwoordige tijd?
• .... het hulpwerkwoord 'werden' gebruiken in een zin?

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!

Guten Tag

Wie geht es euch?

• jas uit, pet/muts/capuchon af
• oortjes uit
• laptop/boek/schrift/pen op tafel

Was machen wir heute?

• Hören und Sehen:   Neuneinhalb

Leerdoelen 

Ik kan....

• .... een Duitstalig filmpje verstaan  en begrijpen;
• .... vragen beantwoorden over het filmpje.

Leben in einer Großfamilie

Je gaat zo een filmpje kijken of het leven in een Großfamilie.

Let goed op! Tussendoor worden er namelijk vragen gesteld. 

Wat is volgens jou de vertaling van "Großfamilie"?

1. grote familie
2. groot gezin

Hoeveel kinderen heeft deze familie?
(schrijf een getal)

Hoe oud is Annika?
(schrijf een getal)

Hoeveel kinderen heeft een gemiddeld gezin in Duitsland?
(schrijf een getal)

welke uitdaging gaat de presentatrice aan?

Vertaling van "ontbijttafel"=

Waarvoor is deze laatste grote zus verantwoordelijk?

1. kinderen naar Kindergarten brengen
2. kinderen vermaken
3. broodjes voor de kleintjes smeren
4. de kleine kinderen overhoren

Welk antwoord geeft de moeder op de vraag:
"Je bent de hele dag toch super druk!?"

1. ja dat klopt, ik ben alleen maar aan het koken
2. ja dat klopt, ik moet alles voor de kinderen doen
3. het valt wel mee, de kinderen worden snel zelfstandig
4. het valt wel mee, ze zitten allemaal op school

Hoeveel bakplaten pizza eet dit gezin?
(schrijf een getal)

De presentatrice vraagt of de meiden "auf etwas verzichten sollen".
Wat betekent dat?

1. op vakantie gaan
2. zich van dingen onthouden
3. ergens vanaf zien
4. iets missen

Waar zijn ze het over eens: wat is er leuk aan een groot gezin?

1. dat je nooit alleen bent
2. je zusjes omhelzen je
3. er is altijd iemand om te spelen
4. je grotere zussen kunnen je huiswerk maken

Tegen welke negatieve reacties loopt het gezin ook aan?

Hoe voelt de presentatrice zich?

Hoe groot was dit gezin ook alweer?
Schrijf een getal.

Hoeveel meiden sliepen er op 1 slaapkamer?
(schrijf een getal)

Wat was het grootste voordeel van een groot gezin?

Wat is het grootste nadeel van het gezin?

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?     Modale werkwoorden leren

Wie?      Online via StudyGo 

Hilfe?     Seiten 149 und 150

Zeit?      bis zum Ende der Stunde

Fertig?   Schöne Ferien!!!

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!