les basiszorg palliatieve zorg

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Doelen




Na deze les kunnen jullie:
De definitie van palliatieve zorg en de vier fasen (ziekte-georiënteerde, symptoomgerichte, terminale zorg, en nazorg) benoemen.

De kenmerken van elke fase uitleggen.

Voorbeelden geven van situaties waarin een patiënt tussen de fasen overgaat.

De veelvoorkomende symptomen en klachten per fase beschrijven.
Aan de hand van voorbeelden laten zien hoe zij pijn, benauwdheid, en onrust in de palliatieve fase kunnen verlichten.











Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen hebben er momenteel alzeimer?
A
100.000
B
200.000
C
300.000
D
400.000

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Valt altzeimer onder palliatieve zorg ?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 2022 kregen 8720 mensen in Nederland euthanasie hoeveel patiënten met dementie ?
A
115
B
1100
C
288
D
85

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is de palliatieve zorg over algemeen op orde in verpleeghuizen in nederland?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is palliatieve zorg

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve fase
- Het moment waarop duidelijk wordt dat genezing niet (meer)       mogelijk is.
- Niet altijd makkelijk te markeren..., bij oncologische patiënten     vaak makkelijker dan bij chronische zieke.
- Markeren door de 'surprise question' van Murray

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Markering van de palliatieve fase
Stellen van de "surprise Question"

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke ziektebeelden komen het meeste voor bij palliatieve patiënten?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij Palliatieve zorg als taken van de verpleegkundige?
  • Pijn- en symptoombestrijding​​
  • Informatie​​
  • Emotionele steun​​
  • Geestelijke begeleiding/ rituelen​​
  • Begeleiding bij beslissingen rond levenseinde​​
  • Steun bij zorgtaken​​
  • Steun bij afscheid en praktische zaken
  • Zorg voor rust, privacy en sociale contacten
  • Goede hulpmiddelen en voorzieningen.












Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Welke symptomen komen voor in de palliatieve fase?













Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke symptomen zien jullie in je werk?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

als het sterven nabij is
Wat vind je belangrijk als het gaat om een goede dood?

Slide 21 - Tekstslide

Gedicht morgen zul je er niet zijn

(bijvoorbeeld gedichtbundel in een waakmand)

Morgen zul jij er niet zijn
en overmorgen niet
dan zal ik je missen
niet minder maar meer

Morgen zul jij er niet zijn
en overmorgen niet
alles zal anders verdergaan
niet met maar zonder jou

Morgen zul jij er niet zijn
en overmorgen niet
dan zal ik verdergaan
niet zonder maar met jou

Morgen zul je er niet zijn
en overmorgen niet
wie je was gaat met mij
zo zal ik met jou verdergaan.

Geschreven door Marinus van den Berg

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve vs terminale zorg

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terminale zorg
  • zorg voor diegene die niet meer beter worden
  • Overlijden < 3 mnd
  • Richt zich op de kwaliteit van sterven


Palliatieve zorg richt zich daartegen op de kwaliteit van leven.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terminale zorg
De verpleegkundige richt zich op een rustig en waardig stervensproces:

Symptomen controleren en verlichten

Behandelingen zijn alleen gericht op het verminderen van ongemak.
De zorgvrager is vaak niet meer in staat om zelf beslissingen te nemen.

Samenwerken en afspraken maken met de zorgvrager en diens omgeving staan centraal.
Voorlichting geven aan de naasten en zorgen voor hun ondersteuning.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen Terminale fase
  • Vermoeidheid
  • Pijn
  • Misselijk & Braken
  • Dyspnoe
  • Obstipatie
  • kans op Ileus
  • Delier
  • Angst

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar kan een terminale zorgvrager bang voor zijn?
  • Pijn 
  • Stikken
  • Controle verlies
  • Afscheid nemen van naasten 
  • Sterven 
  • De dood 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve sedatie

Starten bij refractaire klachten (onomkeerbaar) +
Een verwacht overlijden binnen 14 dagen

We spreken van refractaire klachten wanneer: 
  • Onderliggend probleem niet op te lossen is
  • Wanneer een behandeling onvoldoende effect, het effect duurt te lang of ongewenste bijwerkingen heeft

Slide 28 - Tekstslide

Wanneer het delier onbehandelbaar is (terminaal delier) en het overlijden binnen 14 dagen verwacht wordt, dan is er een indicatie voor palliatieve sedatie.
Stervensfase

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

patiënten overlijden niet omdat ze niet meer eten, ze eten niet meer omdat ze overlijden

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Het stervensproces
  • Sterven is een proces - lichaamsfuncties gaan steeds verder achteruit 
  • zintuigen 
  • - gevoel / gezichtsvermogen gaat achteruit
  • eten en drinken
  •  - minder behoefte aan eten en drinken
  • ademhaling
  •  - slechter slikken > ophoping van slijm in keel (rochelen)
  • temperatuur -
  •  kan lager worden of terminale koorts (40gr) 
  • incontinentie:
  • CAD / inco
  • cyanose (blauw worden)
  • - bloedsomloop verslechtert/ bloeddruk wordt lager > doodsmasker 
  • Abstineren:
  • staken of afzien van levensverlengend handelen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragende voornaamwoorden
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

    Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen
    Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat?
    Wie = vragend voornaamwoord



Heb je nog vragen?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht casus 
timer
20:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Na het overlijden 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het overlijden 
Iemand is overleden als er geen hartslag en geen ademhaling meer is 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het eerste wat je doet als een cliënt is overleden?
A
De uitvaartonderneming (laten) bellen
B
De gemeente vragen om toestemming voor crematie
C
De familie bellen om te zeggen dat hun familielid is overleden
D
Een arts raadplegen om de dood te laten vaststellen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na het overlijden
Wanneer de dood is vastgesteld, moet een arts de lijkschouwing doen. 
Het doel hiervan is een niet-natuurlijke dood uit te sluiten. 
De overledene moet binnen drie uur geschouwd worden.

 Er moet wel direct geschouwd worden als de familie daarom vraagt of als er een vermoeden van een onnatuurlijke dood is.
 of bij lichaam aan de wetenschap stellen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er aan de hand als er, na het overlijden, een gemeentelijke lijkschouwer komt?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet natuurlijke dood
  • de dood als gevolg van ongeval, geweld, misdrijf, zelfmoord
  • de dood als gevolg van euthanasie 
  • bij fouten in zorgverlening (vb medicatiefout met dood als gevolg)
  • bij dood door een val 
  • bij overlijden na een week/ weken aan de gevolgen van incident 
  • bij minderjarige

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Zorg na het overlijden 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzorging van het lichaam 
  • Leg cliënt op rug - hoofd op kussen - handen op de borst 
  • Vraag nabestaanden of het kunstgebit in moet, voordat mond wordt gesloten /  vraag arts om toestemming (- bij niet natuurlijke dood mag er niets veranderd worden)
  •  zet raam open of airco aan
  • iedereen mag het lichaam afleggen - overleg met nabestaanden
  • handdoek onder de kin.
  • welke houding in bed.
  • kath. en infuus etc uit.
  • Haren ? 
  • gezicht wassen?
  • inco aan?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijzonderheden na overlijden:
obsuctie: precieze doodsoorzaak, erfelijke informatie, verbeteren van behandelingen (voor artsen)
sectie: onderzoek van het lichaam op verzoek van justitie
lichaam voor de wetenschap:  geen lichaam om afscheid van te nemen

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies