Lesson 9 All Right - Wales 2.5 mid

Welcome to 
English class

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome to 
English class

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tests


1. PW hoofdstuk 1 All Right!
2. PW hoofdstuk 2 All Right!
3. Luistertoets
4. PW hoofdstuk 3 All Right!
5. PW hoofdstuk 4 All Right!
6. Leestoets







Upcoming tests


Proefwerk Hoofdstuk 2









Overview of tests this year

Slide 2 - Tekstslide


Proefwerk hoofdstuk 1 All Right!
Proefwerk hoofdstuk 2 All Right!
Luistertoets
Proefwerk hoofdstuk 3 All Right!
Proefwerk hoofdstuk 4 All Right!
Leestoets

Goals last lesson

1. You will learn when to use much, many, a lot of, (a) few, (a) little. 





Homework
Opdracht 6 t/m 10  of 2.4   -blz 65
program lesson series

2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
Repeat/practise


Proefwerk Hoofdstuk 2 - week 3/4
Overview

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals


1. learn when to use who, which, whose, that.







Plan


1. checking homework 
2. grammar
3. making assignments






Today's goals & plan

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 4,5,6,8  van lesson 2.5                 - blz 71

Leren deze week
eerste blok woorden van lesson 5  - blz 85
relative pronouns  - blz 86


Wat gaan we er mee doen?
Ik zal jullie de volgende les overhoren en we gaan de opdrachten nakijken.

Homework

Slide 5 - Tekstslide

To do
Exercise 8,9,10 - page 54/55
To study
First block words lesson 2 - page 80
Grammar past simple - page 81/82
Wat
Wat heb je nodig?
Hoe?
Tijd
Huiswerk nakijken

1,2,3  blz 70

Boek
Pen

Klassikaal

10 minuten
timer
1:00
Check our homework

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relative pronouns
who, which, whose, that

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relative pronouns: who, which, whose, (that)
Gebruik je om te verwijzen naar mensen/dieren/dingen.
Eerst: who, which en whose.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

She's the teacher____teaches us English.
A
who
B
which
C
whose

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Relative pronouns: who, which, whose, (that)
Voorbeeld:
                That man who visited my birthday is my father.

Je gebruikt "who" omdat je verwijst naar that man.

Let op! Je verwijst dus niet naar "my birthday"

Tip: probeer voor jezelf aan te wijzen waar je precies naar verwijst in de zin.

This is the car which I bought in 2015. ----> je verwijst dus naar "the car" en niet naar "I"
Johnny, whose mother is an actress, loves to dance as well. --> verwijst naar "Johnny" niet "mother"



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Yesterday I saw the car ____ was used for the fast and the furious.
A
who
B
which
C
whose

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My brother is the only one ____ can repair your computer.

A
who
B
which
C
whose

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is that the man _____ car got stolen?

A
who
B
which
C
whose

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My parents have a second house in Norway, ____ is pretty far away.
A
who
B
which
C
whose

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

That
Je mag who/which wel vervangen door that op het moment dat je de bijzin niet weg kan laten omdat de zin anders gek wordt of je informatie mist. 

Tom, who is a musician, loves going to concerts.
--> weglaten
Tom loves going to concerts.
--> is de zin nog logisch? Is de bijzin alleen maar gevuld met extra info? Dan mag je niet vervangen!


That’s the man who gave me directions. 
--> weglaten
That's the man.
--> de man die wat??? De zin is niet meer logisch. Dan mag je wel vervangen!
That's the man that gave me directions. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Can you replace who/which by that?
 
That’s the bike which is for sale
A
Yes
B
No

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Can you replace who/which by that?
 
That’s the friend who lives in Swansea
A
Yes
B
No

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Can you replace who/which by that?
 
 This is my best friend, who lives next door
A
Yes
B
No

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In which sentence can the "who" be replaced by "that"?
 
1.   Ms Pratt, who is my Maths teacher, is very kind.
2.   This is the boy who played rugby.


A
Sentence 1
B
Sentence 2

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

On the test
When in doubt: choose who or which instead of that. 
Safe choice

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Please add your chosen card to the feedback box next to the door
Did we achieve our goals today?

please add your 
chosen card(s) to 
the feedback box

Slide 21 - Tekstslide

resultaat likes/dislikes: 
yes :
mid :
no :

resultaat inhoud: 
understood :
mid :
no :