In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Dit leer je in deze les...
Je kunt uitleggen wat haploid en diploid is
Je kunt aan de hand van een plaatje uitleggen of er mitose of meiose gaande is
Je kunt uitleggen hoe lichaamscellen die allemaal hetzelfde DNA hebben toch kunnen differentiëren tot verschillende gespecialiseerde cellen.
Je kunt uitleggen hoe stamcellen verschillen van normale lichaamscellen en waar je deze cellen kunt vinden.
Slide 2 - Tekstslide
Wat gebeurt er bij de bevruchting?
Slide 3 - Open vraag
Herhaling vorige les
Ieder menselijke cel heeft 46 chromosomen - 23 paren, 1 van je moeder en 1 van je vader
Geslachtscellen/voortplantingscellen (eicel en zaadcel) hebben 23 chromosomen in de kern.
Bij bevruchting smelten de kernen samen:
bevruchte eicel = 46 chromosomen.
Slide 4 - Tekstslide
Diploïde en haploïde cellen
Bij gewone cellen: chromosomenpaar = diploïd (2n), oftewel: elk soort chromosoom is in tweevoud aanwezig
Bij geslachtscellen: één set van een chromosomenpaar = haploïd (n), oftewel: de cel bevat van elk chromosomenpaar slechts één exemplaar
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel chromosomen heeft een diploïde menselijke cel?
A
23
B
46
C
69
D
92
Slide 6 - Quizvraag
Mitose (gewone celdeling)
Éen cel (moedercel) deelt zich in twee nieuwe cellen (dochtercellen)
Dochtercellen zijn identiek aan moedercel en hebben elk 46 chromosomen (23 paar)
Slide 7 - Tekstslide
In geslachtsorganen vindt Meiose (reductiedeling) plaats, waarbij zaadcellen en eicellen ontstaan
Slide 8 - Tekstslide
Meiose (reductiedeling)
1 moedercel maakt uiteindelijk 4 dochtercellen (elk slechts 23 chromosomen)
Bij een man -> alle 4 de (zaad)cellen blijven behouden.
Bij een vrouw-> 1 cel (eicel) blijft behouden, de rest wordt afgebroken)
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Dit leer je in deze les...
Je kunt uitleggen hoe lichaamscellen die allemaal hetzelfde DNA hebben toch kunnen differentiëren tot verschillende gespecialiseerde cellen.
Je kunt uitleggen hoe stamcellen verschillen van normale lichaamscellen en waar je deze cellen kunt vinden.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe krijg je verschillende soorten cellen?
Stamcellen: cellen die nog in staat zijn om te differentiëren en te specialiseren
Celdifferentiatie: verschillen in vorm en grootte van cellen
Celspecialisatie: verschillende functies van cellen
Slide 13 - Tekstslide
Differentiatie en specialisatie ontstaan doordat een cel genen aan en uit kan zetten. Dit aan/uit zetten gebeurt door eiwitten. Welke eiwitten worden gemaakt, wordt bepaald door speciale regelgenen.