11.5 Cellen en chromosomen

11.5 Cellen en chromosomen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

11.5 Cellen en chromosomen

Slide 1 - Tekstslide

Dit leer je in deze les...

  • Je kunt uitleggen wat haploid en diploid is

  • Je kunt aan de hand van een plaatje uitleggen of er mitose of meiose gaande is

  • Je kunt uitleggen hoe lichaamscellen die allemaal hetzelfde DNA hebben toch kunnen differentiëren tot verschillende gespecialiseerde cellen.
     
  • Je kunt uitleggen hoe stamcellen verschillen van normale lichaamscellen en waar je deze cellen kunt vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij de bevruchting?

Slide 3 - Open vraag


Herhaling vorige les
  • Ieder menselijke cel heeft 46 chromosomen - 23 paren, 1 van je moeder en 1 van je vader

  • Geslachtscellen/voortplantingscellen (eicel en zaadcel) hebben 23 chromosomen in de kern.

  • Bij bevruchting smelten de kernen samen: 
bevruchte eicel  =  46 chromosomen.

Slide 4 - Tekstslide

Diploïde en haploïde cellen

  • Bij gewone cellen:  chromosomenpaar = diploïd (2n), oftewel: elk soort chromosoom is in tweevoud aanwezig

  • Bij geslachtscellen: één set van een chromosomenpaar = haploïd (n), oftewel: de cel bevat van elk chromosomenpaar slechts één exemplaar

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft een diploïde menselijke cel?
A
23
B
46
C
69
D
92

Slide 6 - Quizvraag

Mitose (gewone celdeling)


Bij mitose deelt één cel zich in twee nieuwe cellen

Deze twee nieuwe cellen worden de dochtercellen genoemd

Deze zijn identiek aan de moedercel en hebben elk 46 chromosomen

Slide 7 - Tekstslide

In geslachtsorganen vindt Meiose (reductiedeling) plaats, waarbij zaadcellen en eicellen ontstaan

Slide 8 - Tekstslide

Meiose
Ook wel reductiedeling genoemd

1 moedercel maakt uiteindelijk 4 dochtercellen

Deze hebben allen slechts 23 chromosomen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoe krijg je verschillende soorten cellen?
  • Stamcellen: cellen die nog in staat zijn om te differentiëren en te specialiseren

  • Celdifferentiatie: verschillen in vorm en grootte van cellen
  • Celspecialisatie: verschillende functies van cellen 

Slide 11 - Tekstslide

Differentiatie en specialisatie ontstaan doordat een cel genen aan en uit kan zetten. Dit aan/uit zetten gebeurt door eiwitten. Welke eiwitten worden gemaakt, wordt bepaald door speciale regelgenen.

Slide 12 - Tekstslide

Heb je nog extra uitleg nodig over 11.5?
A
Ja, maar denk wel het meeste te hebben begrepen
B
Ja, ik heb er weinig van begrepen
C
Nee, ik denk dat ik alles heb begrepen
D
anders...

Slide 13 - Quizvraag