Breuken: hoe werken ze en hoe tel je ze op en af?

Breuken: hoe werken ze en hoe tel je ze op en af?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Breuken: hoe werken ze en hoe tel je ze op en af?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je uitleggen wat een breuk is, wat gelijknamige breuken zijn en hoe je breuken bij elkaar optelt en aftrekt.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit wat de studenten kunnen verwachten.
Wat weet je al over breuken?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn breuken?
Een breuk is een manier om een getal te schrijven als een deel van een geheel. Het bestaat uit een teller en een noemer, gescheiden door een streepje.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat een breuk is en hoe deze is samengesteld.
Voorbeeld van een breuk
Een voorbeeld van een breuk is 3/4. In dit voorbeeld is 3 de teller en 4 de noemer.

Slide 5 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een breuk en leg uit wat de teller en noemer betekenen.
Hoe schrijf je breuken op
Breuken worden geschreven als een getal boven de breukstreep en een ander getal onder de breukstreep. Bijvoorbeeld: 1/2 of 3/4.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe breuken worden opgeschreven en geef enkele voorbeelden.
Wat zijn gelijknamige breuken?
Gelijknamige breuken hebben dezelfde noemer. Bijvoorbeeld: 1/4 en 3/4.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat gelijknamige breuken zijn en geef enkele voorbeelden.
Wat zijn ongelijknamige breuken?
Ongelijknamige breuken hebben verschillende noemers. Bijvoorbeeld: 1/2 en 3/4.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit wat ongelijknamige breuken zijn en geef enkele voorbeelden.
Hoe tel je gelijknamige breuken bij elkaar op?
Als je gelijknamige breuken bij elkaar optelt, tel je de tellers op en behoud je de noemer. Bijvoorbeeld: 1/4 + 3/4 = 4/4 = 1.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit hoe je gelijknamige breuken bij elkaar optelt en geef enkele voorbeelden.
Hoe tel je ongelijknamige breuken bij elkaar op?
Om ongelijknamige breuken bij elkaar op te tellen, moet je ze eerst gelijknamig maken. Dit doe je door de noemers gelijk te maken en de tellers aan te passen. Bijvoorbeeld: 1/2 + 3/4 = 2/4 + 3/4 = 5/4.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit hoe je ongelijknamige breuken bij elkaar optelt en geef enkele voorbeelden.
Hoe trek je gelijknamige breuken van elkaar af?
Als je gelijknamige breuken van elkaar aftrekt, trek je de tellers van elkaar af en behoud je de noemer. Bijvoorbeeld: 3/4 - 1/4 = 2/4 = 1/2.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit hoe je gelijknamige breuken van elkaar aftrekt en geef enkele voorbeelden.
Hoe trek je ongelijknamige breuken van elkaar af?
Om ongelijknamige breuken van elkaar af te trekken, moet je ze eerst gelijknamig maken. Dit doe je door de noemers gelijk te maken en de tellers aan te passen. Bijvoorbeeld: 3/4 - 1/2 = 6/8 - 4/8 = 2/8 = 1/4.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit hoe je ongelijknamige breuken van elkaar aftrekt en geef enkele voorbeelden.
Oefenen met gelijknamige breuken optellen
1/4 + 2/4 = ?

Slide 13 - Tekstslide

Laat de studenten de som oplossen en bespreek het antwoord.
Oefenen met ongelijknamige breuken optellen
1/2 + 3/4 = ? (Maak de breuken eerst gelijknamig)

Slide 14 - Tekstslide

Laat de studenten de som oplossen en bespreek het antwoord.
Oefenen met gelijknamige breuken aftrekken
3/4 - 1/4 = ?

Slide 15 - Tekstslide

Laat de studenten de som oplossen en bespreek het antwoord.
Oefenen met ongelijknamige breuken aftrekken
3/4 - 1/2 = ? (Maak de breuken eerst gelijknamig)

Slide 16 - Tekstslide

Laat de studenten de som oplossen en bespreek het antwoord.
Breuken vereenvoudigen
Breuken kunnen worden vereenvoudigd door de teller en de noemer te delen door hun grootste gemene deler. Bijvoorbeeld: 4/8 kan worden vereenvoudigd tot 1/2.

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit hoe je breuken kunt vereenvoudigen en geef enkele voorbeelden.
Oefenen met breuken vereenvoudigen
Vereenvoudig de volgende breuk: 6/12 = ?

Slide 18 - Tekstslide

Laat de studenten de som oplossen en bespreek het antwoord.
Breuken omzetten naar decimalen
Breuken kunnen worden omgezet naar decimalen door de teller te delen door de noemer. Bijvoorbeeld: 1/2 = 0,5.

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit hoe je breuken kunt omzetten naar decimalen en geef enkele voorbeelden.
Oefenen met breuken omzetten naar decimalen
Zet de volgende breuk om naar een decimaal: 3/4 = ?

Slide 20 - Tekstslide

Laat de studenten de som oplossen en bespreek het antwoord.
Breuken omzetten naar percentages
Breuken kunnen worden omgezet naar percentages door de breuk te vermenigvuldigen met 100. Bijvoorbeeld: 1/2 = 50%.

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit hoe je breuken kunt omzetten naar percentages en geef enkele voorbeelden.
Oefenen met breuken omzetten naar percentages
Zet de volgende breuk om naar een percentage: 3/4 = ?

Slide 22 - Tekstslide

Laat de studenten de som oplossen en bespreek het antwoord.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.