3TB

Hoofdstuk 3
Woordenschat

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les, 
telefoon in tas.)

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Woordenschat

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les, 
telefoon in tas.)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • We gaan een stuk Hans Teeuwen kijken.
  • Aan de slag met hoofdstuk 3: Taalgebruik; 
  • De les afsluiten.

Slide 2 - Tekstslide

De vorige les:
  • Hebben wij de toets taalverzorging gemaakt;

  • De cijfers staan op SOM. 

Slide 3 - Tekstslide

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
  • Figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.

  • De betekenis van uitdrukkingen opzoeken in woordenboek.

Slide 4 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?
Welke uitdrukkingen gebruikt Hans Teeuwen in zijn show? 

Slide 5 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?
In teksten kom je vaak zinnen met een figuurlijke betekenis tegen. Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. 

Bijvoorbeeld: 
De baby was om op te vreten. Dit betekent: De baby zag er heel schattig uit.


Slide 6 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?
Om een tekst te begrijpen, is het belangrijk dat je figuurlijk taalgebruik herkent.

Lees de tekst zorgvuldig en vraag je af: bedoelt de schrijver het letterlijk, dus precies zoals het er staat? Als dat niet zo is, lees dan verder. Meestal begrijp je dan wel wat er bedoeld wordt.

Slide 7 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?
Uitdrukkingen zijn ook een vorm van figuurlijk taalgebruik. Als je niet weet wat een uitdrukking betekent, zoek je de betekenis op in het woordenboek. Zoek bij het belangrijkste woord uit de uitdrukking. 

Bijvoorbeeld: 
De hand boven het hoofd houden – Je zoekt in het woordenboek bij hand of bij hoofd.

Slide 8 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?
Uitdrukkingen zijn ook een vorm van figuurlijk taalgebruik. Als je niet weet wat een uitdrukking betekent, zoek je de betekenis op in het woordenboek. Zoek bij het belangrijkste woord uit de uitdrukking. 

Bijvoorbeeld: 
De hand boven het hoofd houden – Je zoekt in het woordenboek bij hand of bij hoofd.

Slide 9 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?
Heeft Hans Teeuwen het in zijn show over letterlijke spreekwoorden of figuurlijk?

Kan jij een letterlijk/figuurlijk spreekwoord/zin/gezegde opnoemen? 

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag met:
  • H3, woordenschat: Opdr. 1 t/m 5

Hoe? Per boek of laptop

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:

Lezen uit je boek.

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Na vandaag:
  • Kan je één ding opnoemen die je vandaag hebt geleerd?


Slide 12 - Tekstslide

De volgende les:
De toets nabespreken en...? 

Dat is een verrassing.

Heb je een leuk idee wat we kunnen gaan doen bij Nederlands?

Slide 13 - Tekstslide