Metonymie Woordenschat H3

Beeldspraak
Metonymie/Metonymia
& herhaling vergelijking en metafoor
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak
Metonymie/Metonymia
& herhaling vergelijking en metafoor

Slide 1 - Tekstslide

Wat is ook alweer beeldspraak?

Slide 2 - Open vraag

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je kunt hier verschillende stijlfiguren voor gebruiken. Een schrijver maakt gebruik van stijlfiguren om een tekst levendiger te maken.

Slide 3 - Tekstslide

Stijlfiguur
Metonymie (ook wel: metonymia) is een bepaalde stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. 

Slide 4 - Tekstslide

Je noemt een deel, maar bedoelt het geheel.
Ik ga even de neuzen tellen.

Je wilt het aantal personen tellen, maar je noemt alleen hun neus.

Slide 5 - Tekstslide

Je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel:

Nederland won met 6-3 van Duitsland.
Je bedoelt het Nederlandse elftal en het Duitse elftal, maar je noemt het hele land.

Slide 6 - Tekstslide

Je noemt de producent, maar je bedoelt het product.

Er hangt bij ons een Van Gogh aan de muur. 

Je noemt de maker (Van Gogh) i.p.v. het gemaakte (het schilderij).

Slide 7 - Tekstslide

Bedenk zelf een voorbeeld van een vorm van metonymie waar je de producent noemt i.p.v. het product.

Slide 8 - Open vraag

Je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon.



Je moet bij die lachebek zijn.

Je noemt niet de persoon, maar een eigenschap van de persoon (veel lachen).

Slide 9 - Tekstslide

Je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp.

De atleet ging voor goud!

Je bedoelt de gouden medaille.

Slide 10 - Tekstslide

Je noemt het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud.

Doe mij nog maar een bakkie.

Je bedoelt een kopje koffie.

Slide 11 - Tekstslide

Je noemt een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daarmee verbonden is.
Ik rook graag een dikke Havana.

Je bedoelt een sigaar uit Havana.

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling: vergelijking
2 dingen, die op elkaar lijken, staan naast elkaar 
(het object en het beeld)
De auto (o) is alles voor hem, hij leeft voor de heilige koe (b).
Die kamer (o) van jou is een zwijnenstal (b).

Slide 13 - Tekstslide

Herhaling: metafoor
Als je het object helemaal vervangt door het beeld.
Zaterdag ruim je die zwijnenstal (b) op!
De regering wil meer belasting heffen op de heilige koe (b).

Slide 14 - Tekstslide

Kortom:
vergelijking: object en beeld
metafoor: alleen het beeld
metonymie: beeld gekoppeld aan eigenschap

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
blz. 104-107
opdracht 1,2,3,4,5

Slide 16 - Tekstslide