Betoog Talent 2.4 mavo/havo 1

Wat gaan we doen?
Doel van de les: 
Wat is een betoog (2.4 Schrijven & Formuleren)

Puzzelen in duo's & toelichting theorie

Zelf aan de slag in Talent (indien tijd)

Afsluiten van de les
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
Doel van de les: 
Wat is een betoog (2.4 Schrijven & Formuleren)

Puzzelen in duo's & toelichting theorie

Zelf aan de slag in Talent (indien tijd)

Afsluiten van de les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Aan het einde van de les:
  • Weet je wat een betoog is 
  • Weet je het verschil tussen feit en mening 
  • Heb je geoefend hoe een betogende tekst is opgebouwd
  • Heb je geoefend met mening, argument en onderbouwing

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een betoog?

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld betoog
Ik vind het goed dat we geen vuurwerk meer mogen afsteken.

Vuurwerk is slecht voor het milieu. Bij het afsteken wordt de lucht vervuild en op de grond liggen overal vuurwerkresten.
Vuurwerk is duur.  Met het geld dat je hiermee bespaart kun je andere dingen doen.

Doordat vuurwerk slecht voor het milieu is en ook nog duur is, ben ik van mening dat het goed is dat we geen vuurwerk mogen afsteken.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg betoog
Een betoog is een overtuigende tekst. 
Doel: iemand overtuigen van jouw mening.

Dit doe je met argumenten: feiten en/of meningen. 
Wat is het sterkst: een feit of een mening?

Je argumenten zijn nog sterker als je ze kan onderbouwen. Dit doe je door bij elke argument dat je noemt uitleg te geven of een voorbeeld.

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw betoog
Een betoog heeft een duidelijke opbouw. 

Inleiding: het onderwerp van je tekst en je mening hierover.

Kern: opnoemen van argumenten bij je mening. Begin met het sterkste argument. 
Onderbouw elk argument door uitleg te geven of een voorbeeld.

Slot: in het slot vat je de argumenten samen en herhaal je jouw mening.

Slide 6 - Tekstslide

Puzzelen met een betoog
Opdracht 1:
Wat?: zet de tekst in de goede volgorde door de reepjes papier onder elkaar te leggen. 

Met wie?: in duo's (met je buurman of -vrouw)

Tijd:  5 minuten
Klaar?: keer het blad met de tekst om, controleer of je het goed hebt gedaan.





Slide 7 - Tekstslide

Puzzelen met een betoog (2)
Opdracht 2:

1. Verdeel de reepjes tekst in een: inleiding, kern en slot.
2. Waar staat het onderwerp en de mening van de schrijver? Onderstreep het onderwerp en omcirkel de mening. 
3. Hoeveel argumenten noemt de schrijver? Nummer ze. 
4. Onderstreep bij elk argument de onderbouwing die gebruikt is (welke voorbeeld of uitleg hoort bij het argument).
5. Check bij het slot of de mening en alle argumenten weer terugkomen.   

Tijd: max 10 minuten





Slide 8 - Tekstslide

Opbouw betoog
Een betoog heeft een duidelijke opbouw. 

Inleiding: het onderwerp van je tekst en je mening hierover.

Kern: opnoemen van argumenten bij je mening. Elke argument onderbouw je door uitleg te geven of een voorbeeld.

Slot: in het slot vat je de argumenten samen en herhaal je jouw mening.

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag:
Je maakt oefening 1 t/m 2  paragraaf 2.4. Schrijven en formuleren

  • Samenwerken op fluistertoon mag.
  • Tijd 10-15 minuten.
  • Klaar? Verder met je opdracht 3








Slide 10 - Tekstslide

Afsluiting
Wat hebben we ook alweer gedaan?

Lesdoelen:
Weet je wat een betoog is
Weet je het verschil tussen feit en mening
Heb je geoefend hoe een betogende tekst is opgebouwd
Heb je geoefend met mening/argument en onderbouwing

Huiswerk voor donderdag: opdracht 1 t/m 2 afmaken

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Instructie:
Je maakt oefening 4 (paragraaf 2.4. Schrijven en formuleren) in duo's.
  • Tijd 10-15 minuten.
  • Laatste 2 punten hoeven niet!
  • We bespreken een paar gemaakte opdrachten  klassikaal na




Slide 13 - Tekstslide

Puzzelen met een betoog (2)
Opdracht 1 over tekst 'verbod op energiedrankjes': 
Zet de tekst in de goede volgorde en daarna lees je de tekst goed door.

Opdracht 2:
Beantwoord nu de volgende vragen en schrijf het kort op:
1. Wat is de inleiding / kern / slot?
2. Wat is het onderwerp en de mening van de schrijver?
3. Hoeveel argumenten noemt de schrijver en welke zijn dat?
4. Noem bij elk argument de onderbouwing die daarvoor gebruikt is (welke voorbeelden of uitleg worden door de schrijver gegeven).






timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide