Les 7 - Bloedvaten en functie

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Even herhalen...

Waar is de bloeddruk het hoogste

1. Lichaamsslagader
2. Slagader
3. Holle ader
4. Ader

Welk bloedvat heeft kleppen?

1. Aorta
2. Holle ader

Welke vaten hebben het grootste oppervlak?

1. Slagader
2. Haarvaten
3. Ader

Wat zie jij hier op het plaatje?

1. ECG
2. Hartslag
3. Bloeddruk
4. Temperatuur

Wat gebeurt er bij het QRS-complex?

1. Depolarisatie van de kamers
2. Repolarisatie van de Kamers
3. Depolarisatie van de boezems
4. Repolarisatie van de boezems

Wat gebeurt er bij de P-top?

1. Depolarisatie van de boezems
2. Repolarisatie van de boezems
3. Depolarisatie van de kamers
4. Repolarisatie van de kamers

Welke twee orgaanstelsels
hebben invloed op de bloeddruk?

Les 7 - Bloedvaten en functie

Paragraaf 6.1.2 de bloedvaten in en rondom het hart (zie ook ligging en bouw van het hart) 

Hoofdstuk 6.4 Bloed en vaten 

Paragraaf 6.4.1 bouw van de bloedvaten 

Paragraaf 6.4.2 de bloedvoorziening 

Paragraaf 6.4.3 slagaders  

Paragraaf 6.4.4 kleine slagaders 

Paragraaf 6.4.5 haarvaten  

Leerdoelen les 5

De student kent de bloedvaten in en rondom het hart 

De student kent de bouw van de bloedvaten 

De student weet hoe de bloedvoorziening plaats vindt

De student kent de begrippen slagaders, kleine slagaders, kleine aders, aders, poortader, haarvaten  en holle ader.

Opdracht

1. Pak je schetsboek

2. Zoek voor jou een overzichtelijke schematische afbeelding van het hart

3. Teken het hart met de juiste begrippen (gebruik rood en blauw)

4. Ga na wat van ieder woord de betekenis is. 

5. Lever een foto van de tekening in via de Teams

Hiervoor krijg je 25 minuten.

Aorta	Slagader	haarvaten	aders	holle ader
Hartspierweefsel	Glad spierweefsel	Glad spierweefsel	Glad spierweefsel	Glad spierweefsel
Hoge druk	Hoge druk	Lage druk	Lage druk	Lage druk
Geen kleppen	Geen kleppen	Geen kleppen	Wel kleppen	Wel kleppen
Dikke wand	Dikke wand	Dunne wand	Dunne wand	Dunne wand

Terugkomen op de leerdoelen les 7

De student kent de bloedvaten in en rondom het hart 

De student kent de bouw van de bloedvaten 

De student weet hoe de bloedvoorziening plaats vindt

De student kent de begrippen slagaders, kleine slagaders, kleine aders, aders, poortader, haarvaten  en holle ader.