PASSIVE AND IRREGULAR VERBS

PASSIVE AND IRREGULAR VERBS
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PASSIVE AND IRREGULAR VERBS

Slide 1 - Tekstslide

MEDEDELING
VRIJDAG KOMT MEVROUW BREEVOORD HET EERSTE UUR
DE TWEEDE LES OP VRIJDAG IS ONZE LAATSTE LES




Slide 2 - Tekstslide

PLANNING
RECAP PASSIVE
IRREGULAR VERBS
ADJECTIVES AND ADVERBS

Slide 3 - Tekstslide

LESDOEL
1. AAN HET EIND VAN DE LES KUN JE DE PASSIVE TOEPASSEN IN DE HWOPDRACHT
2. AAN HET EIND VAN DE LES WEET JE WAT HET VERSCHIL IS TUSSEN EEN ADVERB EN EEN ADJECTIVE

Slide 4 - Tekstslide

Passive
Wanneer gebruik je het?
De lijdende vorm gebruik je als iets wordt gedaan. 
Wat geeft het aan?
Het is niet belangrijk of niet bekend wie iets doet, maar het gaat erom dat het wordt gedaan/gebeurt.

Slide 5 - Tekstslide

Passive 
Active
Passive
present simple
I do the homework.
She eats the apples.
The homework is done (by me).
The apples are eaten (by her).
werkwoord present
am/is/are + voltooid deelwoord
past simple
I did the homework.
She ate the apples.
The homework was done (by me).
The apples were eaten (by her).
werkwoord past
was/were + voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

passive
active
walks
beat
is thrown
are broken

Slide 7 - Sleepvraag

Mr. Dessens has bought new shoes.
The student was hit by Mr. Dessens.
I was walking in the forest for hours.
The teacher was fired the other day.
Are you being discriminated against?
Have you ever stolen anything?
Active
Passive
Passive
Passive
Active
Active

Slide 8 - Sleepvraag

Make passive:
He has seen the e-mail.
 
by him
the e-mail
has been seen

Slide 9 - Sleepvraag

ONTHOUD DIT:
PASSIVE = VORM VAN TO BE + VOLTOOID DEELWOORD
THE HOMEWORK IS DONE BY ME

VOLTOOID DEELWOORD = DERDE RIJ VAN ONREGELMATIGE WW

Slide 10 - Tekstslide

WHAT DOES THIS MEAN?
INEVITABLE

Slide 11 - Tekstslide

AGREE OR DISAGREE?
WHEN I AM OLDER, I'M GOING TO MEDITATE. MEDITATION IS IMPORTANT

Slide 12 - Tekstslide

WHAT DOES THIS MEAN?
SOMETHING BURNED BRIGHTLY IN MY HEART!

Slide 13 - Tekstslide

IRREGULAR VERBS SO!
TO DRIVE - DROVE - DRIVEN

Slide 14 - Tekstslide

KEY
TO DO -  DID - DONE
TO KNOW - KNEW -  KNOWN
TO WRITE - WROTE - WRITTEN
TO COST - COST - COST
TO GIVE - GAVE - GIVEN
TO SEE - SAW - SEEN
TO LIE - LAY - LAIN
TO TEACH - TAUGHT - TAUGHT




TO SPEAK - SPOKE - SPOKEN
TO STAND - STOOD - STOOD

Slide 15 - Tekstslide

Adverbs  Adjectives  

Slide 16 - Tekstslide

Adjectives and adverbs
Wat zijn adjectives? 
Wat zijn adverbs? 

Slide 17 - Tekstslide

Adjectives

loud
slow
dangerous
bad
easy

Adverbs

loudly
slowly
dangerously
badly
easily

Slide 18 - Tekstslide

Adjectives & adverbs

Slide 19 - Tekstslide

Adjectives and adverbs
Adverb = bijwoord

Een adverb kan iets zeggen over:
1. een werkwoord
2. een andere adverb
3. een andere adjective
4. een hele zin

Slide 20 - Tekstslide

Adverbs
Adverb - verb
He drives quickly.
She sang beautifully.
They worked nicely.

How to form an adverb:
adjective + -ly

Slide 21 - Tekstslide

Adverb
= bijwoord

An adverb tells you something about:
  • verb
  • another adverb
  • adjective

Slide 22 - Tekstslide

An adjective says something about a noun.

Jackie Kennedy is a                smart                lady.
                                     adjective            noun

Slide 23 - Tekstslide

An adverb says something about a verb.

He         talked         nervously.
            verb              adverb

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een "adverb"?
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Quizvraag

Adjectives and Adverbs
It rains ...
A
Terrible
B
Terribly

Slide 26 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 27 - Quizvraag

She dances wonderfully
YOU CAN ASK HOW SHE DANCES - SHE DANCES WONDERFULLY

Wonderfully is an adverb since it describes the way she dances - verb!

Slide 28 - Tekstslide

Which ones are examples of adjectives?
A
run, play, sing, go
B
I, you, he, she, we, they
C
red, big, nice, cute
D
first, second, third

Slide 29 - Quizvraag

Adjectives zeggen iets over een .....
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 30 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
The garden is .....
A
beautiful
B
beautifully

Slide 31 - Quizvraag

IK WEET WAT HET VERSCHIL IS TUSSEN EEN ADVERB EN EEN ADJECTIVE
JA
NEE
IK HEB MEER UITLEG NODIG

Slide 32 - Poll