KA Industriële revolutie & modern imperialisme (8.1)

burgers en stoommachines
wat weet je nog?
1 / 18
volgende
Slide 1: Woordweb
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

burgers en stoommachines
wat weet je nog?

Slide 1 - Woordweb

IJzeren eeuw
De negentiende eeuw heet ook wel de ijzeren eeuw. Bekijk het filmpje in de volgende slide over dit onderwerp en bestudeer pagina 141. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke onderwerpen komen dit
tijdvak aan bod?
Noem er minimaal vijf.

Slide 4 - Woordweb

Industriële revolutie
De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving

Slide 5 - Tekstslide

Industriële revolutie
Bekijk de histoclip op de volgende pagina.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Paragraaf 8.1
Lees "veranderingen in de landbouw", "industriële revolutie" en "grondstoffen en afzetmarkten" van 8.1 en maak daarna vraag 2 en 3 van 8.1

Slide 8 - Tekstslide

Upload hier je foto/ screenshot van vraag 3

Slide 9 - Open vraag

Upload hier je foto/ screenshot van vraag 4

Slide 10 - Open vraag

Modern Imperialisme

Slide 11 - Tekstslide

Wat is modern imperialisme?
A
Europese inspanningen om ervoor te zorgen dat de bevolking van de koloniën welvarend zou worden.
B
Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden.
C
Europese ontdekkingsreizen in de 17de eeuw, met als doel de relatie tussen Europa & Azië te verbeteren.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Maak opdracht 6 en upload hier een foto

Slide 14 - Open vraag

Verwerk de informatie uit je boek en deze LessonUp in je tijdvakdossier en maak foto's

Slide 15 - Open vraag

Maak de oefenvraag (zie afbeelding) in deze slide of maak een foto van je antwoord.

Slide 16 - Open vraag

Oefenvraag
Gebruik bron 6.
In deze toespraak komen twee motieven voor de Europese bemoeienis
met Afrika omstreeks 1880 naar voren.

4p - Noem die twee motieven en geef per motief aan hoe dit uit de toespraak
blijkt. 

Beantwoord de vraag op de volgende slide

Slide 17 - Tekstslide

Maak hier de vraag van de vorige slide

Slide 18 - Open vraag