Bij het onderdeel taalverrijking leer je nieuwe woorden / begrippen die we in het Nederlands vaak gebruiken
Slide 5 - Tekstslide
leerdoelen
Aan het eind van deze les:
Weet je wat samenstellingen zijn
Kun je zelf samenstellingen herkennen
Kun je zelf samenstellingen maken
Slide 6 - Tekstslide
samenstellingen
Als je twee of meer woorden achter elkaar plakt, maak je een samenstelling. Een voorbeeld van een samenstelling is het woord ‘badkamer’. Dit woord bestaat uit de twee zelfstandige naamwoorden ‘bad’ en ‘kamer’. Je kunt er zelfs nog meer zelfstandige naamwoorden achter plakken. Een samenstelling schrijf je altijd aan elkaar vast:
bad
badkamer
badkamerdeur
Slide 7 - Tekstslide
het of de bijeen samenstelling
het bad
de badkamer= de kamer waar het bad staat
de badkamerdeur= de deur naar de kamer waar het bad staat
de badkamerdeursleutelhanger
Slide 8 - Tekstslide
nog meer samenstellingen
Een samenstelling hoeft niet altijd uit alleen maar zelfstandige naamwoorden te bestaan. Er kan ook een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een voorzetsel in voorkomen: