H4 Formuleren - les 2

H4 Formuleren - les 2
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 Formuleren - les 2

Slide 1 - Tekstslide

Fouten met verwijswoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?
A
de, het, een
B
schaatsers, kunstenaar, wijkvereniging
C
die, zijn, dat

Slide 3 - Quizvraag

Antecedent = waar het woord naar verwijst

De --> die / deze
Het -- dat / dit

Mannelijk - hij / hem/ zijn
Vrouwelijk - zij/ haar/ haar

Slide 4 - Tekstslide

Vrouwelijk = abstract, eindigend op 
-heid     -ij
- nis        - iek
- theek    - ing
- teit       - schap
- uur        - te
-st         - de
- ie

Slide 5 - Tekstslide

Wat is in deze zin het verwijswoord?
Naarden is blij met zijn vestingwerken.
A
Naarden
B
is
C
zijn
D
vestingwerken

Slide 6 - Quizvraag

Wat is in deze zin de antecedent?
Mijn klassieke radio deed het niet meer, maar gelukkig kon hij gerepareerd worden.
A
Radio
B
het
C
hij
D
gelukkig

Slide 7 - Quizvraag

Wat is in deze zin het verwijswoord?
Wat is in deze zin de antecedent?
Mijn klassieke radio deed het niet meer, maar gelukkig kon hij gerepareerd worden.
A
Radio
B
het
C
hij
D
gelukkig

Slide 8 - Quizvraag

Hen / hun
Hen: als lijdend voorwerp en na voorzetsel
Hun: meewerkend voorwerp zonder voorzetsel

Hun nooit als onderwerp!

Slide 9 - Tekstslide

Nadat de leerlingen geslaagd zijn, kan het publiek hen feliciteren.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Ik gaf hun hun diploma.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Verbeter de zin:
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.

Slide 13 - Open vraag

Incongruentie
Onderwerp klopt niet met persoonsvorm.

Slide 14 - Tekstslide

30% van de leerlingen zijn ontevreden.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Een aantal docenten is het met hen eens.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag