Verwijswoorden wijzen terug naar een eerdergenoemd woord in een zin. Soms wijzen ze ook vooruit, naar een woord dat verderop in de zin staat
Voorbeeld:
Saskia geniet van de warme zomerdagen. Ze gaat lekker zwemmen en eet heerlijke ijsjes.
Het centrum van Amsterdam is vannacht erg onrustig geweest; ik heb het vanmorgen in de krant gelezen
De Oranje Leeuwinnen werden kampioen en de koning gaf hun een onderscheiding.
De sturen van hun fietsen raakten elkaar heel even. In een flits vielen Sjoerd en Kas op de grond.