H3b schrijfvaardigheid 1

Opdracht mediawijsheid nakijken
1. DUO-Coach; vergelijk je antwoorden met die van je buur;
2. Overleg bij verschillende antwoorden wat het beste antwoord is;
3. Welke vragen behoeven extra toelichting?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Opdracht mediawijsheid nakijken
1. DUO-Coach; vergelijk je antwoorden met die van je buur;
2. Overleg bij verschillende antwoorden wat het beste antwoord is;
3. Welke vragen behoeven extra toelichting?

Slide 1 - Tekstslide

P. 9  Schrijfvaardigheid blz 38
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de verbindingswoorden=signaalwoorden. (Let op!)
1. Opsommend tekstverband
2. Tegenstellend tekstverband
3. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)
4. Chronologisch tekstverband

Slide 2 - Tekstslide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 3 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander tablet.

Slide 4 - Tekstslide

Toelichtend/verduidelijkend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou, dat wil zeggen, onder meer

Slide 5 - Tekstslide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 6 - Tekstslide

Categoriserende  aankondiging
Een categoriserende aankondiging geeft aan dat de lezer een bepaald zinsverband kan verwachten:
- We zullen drie redenen noemen.....
- Er kleven voor- en nadelen aan....
- Om mee te doen moet je minimaal aan  de volgende voorwaarden  voldoen....

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Hoe staat het met onze kennis en kunde?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen/alinea's leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het deelonderwerp
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 11 - Quizvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 12 - Quizvraag


Zoek signaalwoord en tekstverband:
Eerst was zijn band lek en vervolgens moest hij naar huis lopen.
A
eerst opsomming
B
eerst/ vervolgens opsomming
C
eerst chronologisch
D
eerst/vervolgens chonologisch

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 1 & 4 maken, blz 39


  • Jullie krijgen voor deze vragen de rest van de les de tijd.
  • Je mag op fluistertoon met elkaar overleggen.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen!

Slide 14 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoel
Schrijfvaardigheid
P. 9, blz 39-41
Je leert de samenhang tussen losse zinnen weergeven m.b.v. verbindingswoorden
=signaalwoorden en je leert tekst actief maken!






Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Terugblik Schrijfvaardigheid: Nakijken opdr 1 & 4
  3.  Schrijfvaardigheid 2-3-5-6
  4. Nakijken 'Greta'
  5. Afsluiting en vooruitblik


Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden opdr 1, blz 39
a      Diersoorten die in Nederland uitgestorven zijn, duiken soms na jaren toch weer op. Zo wordt de wolf de laatste tijd regelmatig gesignaleerd in bosrijke gebieden.
    b     Mijn broer bespeelt zeven muziekinstrumenten. Mijn zusje is daarentegen totaal niet muzikaal.
    c  We hebben heel België gezien. We zijn namelijk aan de Belgische  kust en in de Ardennen geweest. Ook zijn we naar de Franse grens gegaan en hebben we Brussel en Antwerpen bezocht.
    d     Ik heb epilepsie, waardoor ik soms kan vallen of buiten bewustzijn raken door een soort kortsluiting in mijn hersenen.
    e    Mijn vader heeft dit weekend een afkortzaag gekocht, omdat hij een laminaatvloer wil leggen.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdr 4, blz 39
a.Het eerste deel van de opsomming is een volledige zin. Je kunt het lezen zonder het deel voor de dubbele punt. 
Het tweede deel heeft alleen een onderwerp en is wanneer hij alleen gelezen wordt niet grammaticaal.
De derde zin begint met omdat en is een bijzin die je niet kunt lezen zonder de zin voor de dubbele punt.

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden opdr 4, blz 39
1)    Aardgas veroorzaakt CO2-uitstoot, wat slecht is voor het klimaat.
2)    Aardgaswinning veroorzaakt de aardbevingen in Groningen.
3)    Aardgas is een fossiele brandstof en is dus niet oneindig beschikbaar.


Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 9.2. Herschrijf de volgende zinnen tot een samenhangend geheel met behulp van verbindingswoorden.

Slide 20 - Tekstslide

Ik fietste door een spijker. Mijn band liep leeg. Ik miste het proefwerk Nederlands.

Slide 21 - Open vraag

Ik lees graag boeken. Mijn woordenschat wordt vergroot. Ik begrijp steeds meer.

Slide 22 - Open vraag

Opdracht 9.3. Herschrijf de zinnen tot een samenhangend geheel.

Slide 23 - Open vraag

Opdracht 9.5. Herschrijf 'Het oud papier...wordt niet meegenomen.

Slide 24 - Open vraag

Opdracht 9.6. Maak twee actieve alternatieven.

Slide 25 - Open vraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: vrijdag 20 september.
  • Huiswerk: Bestudeer nog een keer P. 2, 3, 4 van leesvaardigheid
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, Kernboek, schrift en pen.
  • Programma: Schrijfvaardigheid, blz 38-41.


Slide 26 - Tekstslide

Klaar met de proeftoets?
Lees je antwoorden nog een keer door;
Controleer op correct taalgebruik;
Staat je naam erop?
Leg je blaadje omgekeerd op de hoek van de tafel, samen met de tekst en het opdrachtenblad.

Pak je boek en ga nog even stil lezen.

Slide 27 - Tekstslide