2425 VWO Maatschappijleer Rechtsstaat: Oefentoets

VWO Maatschappijleer Rechtsstaat: Oefentoets
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VWO Maatschappijleer Rechtsstaat: Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een rechtsstaat is:
A
Een staat waarin de overheid wetten maakt en rechters rechtspreken.
B
Een staat waarin burgers door grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur.
C
Een staat waar de overheid zorgt dat burgers worden beschermd tegen elkaar.
D
Een staat waarin de overheid rechtvaardig moet optreden.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is géén grondbeginsel van de rechtsstaat?
A
Trias politica
B
Legaliteitsbeginsel
C
Rechtsbescherming
D
Grondrechten

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is juist?
A
Klassieke grondrechten ontbreken in de Nederlandse Grondwet.
B
Sociale grondrechten hebben een verticale werking.
C
Sociale grondrechten zijn in Nederland afdwingbaar bij de rechter.
D
Bij sociale grondrechten moet de overheid zich actief opstellen.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke eis hoeft een wet niet te voldoen?
A
Wetten moeten altijd voldoen aan het legaliteitsbeginsel.
B
Wetten mogen niet te vaak veranderd worden.
C
Wetten moeten redelijk en zorgvuldig zijn.
D
Wetten moeten openbaar, begrijpelijk en algemeen zijn.

Slide 6 - Quizvraag

Het legaliteitsbeginsel bestaat uit: 
al het overheidshandelen berust op wetgeving & de wetgeving voldoet aan de genoemde kwaliteitseisen. 
Trias Politica: Scheiding der machten (1/3)
Zorgt voor de uitvoering van goedgekeurde wetten
Doet uitspraak in conflicten
maakt wetten waar burgers en overheid zich aan moeten houden

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica: Scheiding der machten (2/3)
Rechters
Parlement (Eerste en Tweede Kamer)
Regering 

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica: Scheiding der machten (3/3)
Stemmen over de leerplicht 
Controleren of leerlingen naar school gaan
Geven boete bij te veel spijbelen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met het begrip ‘checks and balances’ bedoelen we dat:
A
de politieke macht evenwichtig verdeeld is over drie verschillende politieke organen.
B
gekozen volksvertegenwoordigers de drie machten controleren.
C
iedere macht controle uitoefent op en samenwerkt met de andere twee machten.
D
de drie machten altijd harmonieus met elkaar samenwerken.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke macht beslist dat de maximumstraffen voor misdrijven omhoog gaan?
A
De wetgevende macht.
B
De uitvoerende macht.
C
De rechtelijke macht.
D
Volgens 'checks and balances': de wetgevende en de rechtelijke macht.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I. Klassieke grondrechten zijn op te delen in recht op gelijke behandeling, persoonlijke vrijheid en politieke vrijheid.
II. Sociale grondrechten zijn bijvoorbeeld sociale zekerheid, volksgezondheid en de vrijheid van godsdienst.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Grondwet staat bij de verschillende grondrechten dat ze worden uitgeoefend “behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet”. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
De overheid mag te allen tijde besluiten om zich niet aan een grondrecht te houden.
B
Als grondrechten botsen, beslist de rechter welk grondrecht het zwaarst weegt.
C
Burgers mogen elkaar in sommige situaties in hun grondrechten inperken.
D
Je beroepen op een bepaald grondrecht mag niet als je daarmee een ander strafbaar feit begaat.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Privaatrecht 
Publiekrecht 
Strafrechtraf
Bewoners willen niet dat er een AZC wordt gebouwd in hun wijk.
Iemand veroorzaakt een aanrijding maar wil de schade niet betalen.
Een bedrijf dumpt illegaal chemisch afval.

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep de definities naar de juiste begrippen. 
Wanneer je inkomstenbelasting moet betalen, valt dat onder:
A
Privaatrecht
B
Staatsrecht
C
Bestuursrecht
D
Ondernemingsrecht

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt ruzie met de buurman omdat hij last heeft van jouw harde muziek 's avonds. Bij de mediation komen jullie niet nader tot elkaar. Wie doet wat?
Eiser
Rechter
Gedaagde
Dagvaarding
Houdt verweer
Meldt dat je voor de rechter moet verschijnen

Schakelt rechter in
Spreekt vonnis uit

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er is een wedstrijd tussen PEC Zwolle en Heracles. De politie wil preventief fouilleren om te voorkomen dat er vuurwerk mee het stadion in gaat. Welke uitspraak is waar?
A
Daarvoor heeft de politie toestemming nodig.
B
De politie mag op drukke plekken altijd preventief fouilleren.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn voetbalrellen ontstaan bij de wedstrijd tussen de supporters van PEC en Heracles.
De politie mag zonder toestemming van de Officier van Justitie:
A
Een strafbeschikking opleggen
B
Supporters fouilleren
C
Supporters aanhouden
D
Infiltreren bij de harde kern van de supporters.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leider van de supporters heeft de anderen opgeroepen tot geweld en een tegenstander bewusteloos geslagen. De bewusteloze heeft door drukte en tumult zeer ernstige verwondingen opgelopen. De Officier van Justitie leidt het onderzoek, maar wat kan de Officier niet?
A
Seponeren
B
Strafbeschikking uitvaardigen
C
Verlengen van het voorarrest van de verdachte
D
Pleidooi geven

Slide 21 - Quizvraag

Seponeren = afzien van verdere rechtsvervolging bijv. bij onvoldoende bewijs. 
Strafbeschikking = kan de officier zelf opleggen bij lichte strafbare feiten. Het OM speelt dan voor eigen rechter. 
Vervolgen = de rechtszaak starten. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Officier van Justitie gaat over tot vervolgen. Wie doet wat tijdens de zitting? Verbind:
Verdachte
Advocaat
Rechter
Getuige
Officier van Justitie
Pleidooi
Vonnis
Laatste woord
Requisitoir
Onderzoek

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte supporter kan alleen gestraft worden als:

A
De verdachte niet ontoerekeningsvatbaar is en hij bekend heeft.
B
De verdachte bekend heeft en er voldoende bewijs is.
C
Er geen strafuitsluitingsgrond is, het ten laste gelegde geheel bewezen is.
D
Het ten laste gelegde geheel bewezen is, het om een strafbaar feit gaat en de verdachte geen wettelijk excuus heeft voor zijn handelen.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de rechtszaak spreekt de rechter het vonnis uit. De supporter wordt schuldig bevonden van oproepen tot geweld en het plegen van geweld. De rechter kan nu één van de drie hoofdstraffen opleggen. Wat is géén hoofdstraf?
A
Taakstraf
B
Vrijheidsstraf
C
Tbs
D
Geldboete

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De supporter krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een stadionverbod. Welke bewering is niét waar?
A
Dit is een vrijheidsstraf.
B
Als de supporter binnen 2 jaar de fout ingaat, moet die 2 maanden de cel in.
C
Dit is een voorbeeld van een strafrechtelijke maatregel.
D
Het stadionverbod is een bijkomende straf.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De veroordeelde supporter is het niet eens met het vonnis. Wat kan die nu doen?
A
In cassatie bij de Hoge Raad.
B
In hoger beroep bij het gerechtshof.
C
Niks. Alleen de Officier van Justitie kan in hoger beroep.
D
In hoger beroep bij de Hoge Raad.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse rechtsstaat in internationaal perspectief. Welke bewering is waar? (1/2)
A
Een jury bepaald of iemand schuldig is én de hoogte van de straf.
B
In de VS kan de doodstraf alleen worden opgelegd door de rechter, niet door de jury.
C
In de Europese Unie hebben alle landen juryrechtspraak afgeschaft.
D
In Nederland zijn amper voorstanders van juryrechtsspraak.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse rechtsstaat in internationaal perspectief. Welke bewering is NIET waar? (2/2)
A
Het UVRM is de 'morele grondwet van de wereld'.
B
Alle landen van de wereld hebben het Internationaal Strafhof erkend en volgen de uitspraken op.
C
Het Internationaal Strafhof is een grote doorbraak omdat voormalig staatshoofden berecht kunnen worden.
D
Internationale verdragen zorgen voor een dubbele garantie voor grondrechten van de burger.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb het gevoel dat ik na de oefenquiz:
A
Klaar ben voor de toets!
B
Nog moet leren

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies