2425 HAVO Maatschappijleer Rechtsstaat: Oefentoets

HAVO Maatschappijleer Rechtsstaat: Oefentoets
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

HAVO Maatschappijleer Rechtsstaat: Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een rechtsstaat is:
A
Een staat waarin de overheid wetten maakt en rechters rechtspreken.
B
Een staat waarin burgers door grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur.
C
Een staat waar de overheid zorgt dat burgers worden beschermd tegen elkaar.
D
Een staat waarin de overheid rechtvaardig moet optreden.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is géén grondbeginsel van de rechtsstaat?
A
Trias politica
B
Legaliteitsbeginsel
C
Rechtsbescherming
D
Grondrechten

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica: Scheiding der machten (1/3)
Zorgt voor de uitvoering van goedgekeurde wetten
Doet uitspraak in conflicten
maakt wetten waar burgers en overheid zich aan moeten houden

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica: Scheiding der machten (2/3)
Rechters
Parlement (Eerste en Tweede Kamer)
Regering 

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica: Scheiding der machten (3/3)
Stemmen over de leerplicht 
Controleren of leerlingen naar school gaan
Geven boete bij te veel spijbelen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke macht beslist dat de maximumstraffen voor misdrijven omhoog gaan?
A
De wetgevende macht.
B
De uitvoerende macht.
C
De rechtelijke macht.
D
Volgens 'checks and balances': de wetgevende en de rechtelijke macht.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grondrechten (1/2)
I. Klassieke grondrechten zijn bijvoorbeeld het kiesrecht en vrijheid van meningsuiting.
II. Sociale grondrechten zijn het recht op gelijke behandeling en de vrijheid van godsdienst.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grondrechten (2/2)
I. Het recht op gelijke behandeling is een klassiek grondrecht, maar kan niet worden afgedwongen bij de rechter.
II. Jan is al twee jaar op zoek naar een baan. Hij kan nu op basis van sociale grondrechten, en baan eisen bij de rechter.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

I. De rechtshandhaving in Nederland wordt beperkt door de rechtsbescherming waarop verdachten in burgers kunnen rekenen.
II. Om te kunnen handhaven heeft de overheid meer macht dan de burgers.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er is een wedstrijd tussen PEC Zwolle en Heracles. De politie wil preventief fouilleren om te voorkomen dat er vuurwerk mee het stadion in gaat. Welke uitspraak is waar?
A
Daarvoor heeft de politie toestemming nodig.
B
De politie mag op drukke plekken altijd preventief fouilleren.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn voetbalrellen ontstaan bij de wedstrijd tussen de supporters van PEC en Heracles.
De politie mag de supporters zonder toestemming van de Officier van Justitie:
A
Een strafbeschikking opleggen
B
Fouilleren
C
Aanhouden
D
Infiltreren bij de harde kern van de supporters.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leider van de supporters heeft de anderen opgeroepen tot geweld en een tegenstander bewusteloos geslagen. De bewusteloze heeft door drukte en tumult zeer ernstige verwondingen opgelopen. De Officier van Justitie leidt het onderzoek, maar wat kan de Officier niet?
A
Seponeren
B
Strafbeschikking opleggen
C
Vervolgen
D
Pleidooi geven

Slide 16 - Quizvraag

Seponeren = afzien van verdere rechtsvervolging bijv. bij onvoldoende bewijs. 
Strafbeschikking = kan de officier zelf opleggen bij lichte strafbare feiten. Het OM speelt dan voor eigen rechter. 
Vervolgen = de rechtszaak starten. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Officier van Justitie gaat over tot vervolgen. Wie doet wat tijdens een rechtszaak? Verbind:
Verdachte
Advocaat
Rechter
Getuige
Officier van Justitie
Pleidooi
Vonnis
Laatste woord
Requisitoir
Onderzoek

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de rechtszaak spreekt de rechter het vonnis uit. De supporter wordt schuldig bevonden van oproepen tot geweld en het plegen van geweld. De rechter kan nu één van de drie hoofdstraffen opleggen. Wat is géén hoofdstraf?
A
Taakstraf
B
Vrijheidsstraf
C
Tbs
D
Geldboete

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De supporter krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een stadionverbod. Welke bewering is niét waar?
A
Dit is een vrijheidsstraf.
B
Als de supporter binnen 2 jaar de fout ingaat, moet die 2 maanden de cel in.
C
Dit is een voorbeeld van een strafrechtelijke maatregel.
D
Het stadionverbod is een bijkomende straf.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De veroordeelde supporter is het niet eens met het vonnis. Wat kan die nu doen?
A
In cassatie bij de Hoge Raad.
B
In hoger beroep bij het gerechtshof.
C
Niks. Alleen de Officier van Justitie kan in hoger beroep.
D
In hoger beroep bij de Hoge Raad.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Burgelijk recht 
Bestuursrecht 
Strafrechtraf
Je bent het niet eens met een besluit van de overheid 
Je moet de schade van iemand vergoeden 
Je wordt verdacht van een misdrijf  

Slide 23 - Sleepvraag

Sleep de definities naar de juiste begrippen. 
Je hebt ruzie met de buurman omdat hij last heeft van jouw harde muziek 's avonds. Bij de mediation komen jullie niet nader tot elkaar. Wie doet wat?
Eiser
Rechter
Gedaagde
Dagvaarding
Houdt verweer
Meldt dat je voor de rechter moet verschijnen

Schakelt rechter in
Spreekt vonnis uit

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I. In Nederland is uitlokking als methode voor het opsporen van crimineel gedrag toegestaan.
II. Wetsovertreders lokken met een lokmiddel mag alleen als gewone opsporing geen verdachte heeft opgeleverd.
A
I I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij juryrechtspraak, wie bepaalt hoogte van de straf?
A
B

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb het gevoel dat ik na de oefenquiz:
A
Klaar ben voor de toets!
B
Nog moet leren

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies