T7 B2

7.2: Voedselproductie 

terugblik vorige les
5 min lezen
lesdoelen en theorie 6.2
aan de slag
afsluiting
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2: Voedselproductie 

terugblik vorige les
5 min lezen
lesdoelen en theorie 6.2
aan de slag
afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik 7.1 de mens en het milieu

Slide 2 - Tekstslide

Op welke manieren wordt het milieu aangepast?
A
te veel schadelijke stoffen toevoegen
B
te veel grondstoffen gebruiken
C
te veel ruimte van natuurgebieden gebruiken

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn de oorzaken van natuurproblemen?
A
overbevolking en leefstijl
B
vervuiling en uitputting
C
klimaatverandering en ontbossing
D
energielabels en statiegeld

Slide 4 - Quizvraag

Waar wordt voedsel gemaakt? Of waar komt dit vandaan?

Slide 5 - Open vraag

Eerst....
Wat: Zelfstandig in stilte lezen
Waar: Blz. 1.. Basisstof 2 
Hoelang: 5 min
Waarom: ?
Klaar? Lezen opdr. 1 

timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 6.2 voedselproductie

  • Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen
  • Je kunt uitleggen wat erfelijke eigenschappen zijn
  • je kunt beschrijven hoe je erfelijke eigenschappen van een organisme kunt veranderen om er de voedselproductie mee te  vergroten

Slide 7 - Tekstslide

Voedselproductie door landbouw
Drie vormen:
  1. Akkerbouw; verbouwen van voedingsgewassen op akkers (PLANTEN)
  2. Tuinbouw; verbouwen van voedingsgewassen in kassen (PLANTEN)
  3. Veeteelt; het houden van landbouwhuisdieren voor vlees en melk en eieren (DIEREN)

Slide 8 - Tekstslide

Manieren om een grotere productie van voedsel te verkrijgen

Slide 9 - Tekstslide

monocultuur
= Grote akker met één soort gewas

Voordeel: 
-Snel en gemakkelijk de bodem bewerken en oogsten. 
-Hoge voedselopbrengst voor lage prijzen.


mono = 1


Slide 10 - Tekstslide

Nadeel monocultuur: ziekten en plagen
Nadeel:
- Grotere kan op een plaag (veel dieren van 1 soort die
de voedingsgewassen aantasten)
- Ziekte van schimmel en bacterie verspreidt snel

Oplossing
- Chemische bestrijdingsmiddelen. (slecht)
- Biologische bestrijdingsmiddelen. (beter)

Slide 11 - Tekstslide

Nadeel monocultuur: uitputting van de grond
Nadeel
Verdwijnen de mineralen (vooral nitraat en fosfaat) 
uit de bodem

Oplossing = Bemesting:
het toevoegen van mineralen

- Stalmest: uitwerpselen en urine van landbouwhuisdieren
reducenten breken dit af > mineralen komen vrij (o.a. minerale stikstof)

- kunstmest: gemaakt in de fabriek
precies afgestelde samenstelling


Slide 12 - Tekstslide

Nadelen bemesting
  • stalmest bevat ammoniak met stikstof
  • productie en transport van kunstmest kosten veel energie
  • een deel van de mineralen komt in de  bodem en water en leidt tot:
                       - verzuring: planten en waterdieren vatbaarder voor ziekten
                       - vermesting: te veel mineralen in het water, biologisch evenwicht                            verstoord

Slide 13 - Tekstslide

Bodembewerking
  • Verbeteren van de bodemstructuur door ploegen en eggen
  • Meer zuurstof in de bodem voor reducenten
  • Plantenwortels kunnen beter in de boedem doordringen en water en mineralen opnemen
  • Kan organismen in de bodem verstoren (wormen en reducenten)

Slide 14 - Tekstslide

Bestrijdingsmiddelen
Middelen die ziekteveroorzakende organismen doden



Voordelen: 
  • Zeer effectief
Nadelen: 
  • Niet selectief; ze doden ook andere onschadelijke en vaak nuttige organismen.
  • Resistentie; organismen kunnen ongevoelig worden
  • Accumulatie: het gif hoopt zich op in de voedselketen

Slide 15 - Tekstslide

Biologische bestrijding
Gewassen worden op een natuurlijke manier beschermd
  • Natuurlijke vijanden; deze kunnen de schadelijke dieren doden
  • Schadelijke dieren lokken of onvruchtbaar maken
  • Vruchtwisseling; door elk jaar een ander gewas te verbouwen voorkom je een plaag op een stuk land

Slide 16 - Tekstslide

Intensieve veehouderij

voordelen:
hoge opbrengst
goedkope producten


klein oppervlakte
krachtvoer

Slide 17 - Tekstslide

Gunstige erfelijke eigenschappen
Veredeling = het ontstaan van organismen met gunstige eigenschappen en/of hogere voedingswaarde
Dit kan bij planten en dieren


1. kunstmatige selectie
2. (herhaalde) kruising

Slide 18 - Tekstslide


genetische modificatie (GM):
Aan bestaande erfelijke eigenschappen worden eigenschappen van een andere soort toegevoegd. B.v. grootte, bestand tegen een ziekte.
Bij planten en dieren.

  1. gewenste eigenschap wordt uit erfelijk materiaal van een organisme geknipt
  2. gewenste eigenschap wordt toegevoegd aan cel van ander organisme
  3. ontvangende cel gaat delen, nieuw organisme ontstaat met oorspronkelijke + nieuwe eigenschappen

Een aangepast organisme heet transgeen
of gm-organisme



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Kunstmatige inseminatie (ki)
Alleen bij dieren
Sperma van mannelijk dier met goede eigenschappen opvangen en inbrengen bij vrouwelijke dieren

Slide 24 - Tekstslide

in-vitro fertilisatie (ivf)
 Buiten het lichaam eicel bevrucht
 Worden in de baarmoeder van draagmoeder ingebracht. 


Slide 25 - Tekstslide

Vragen?

Slide 26 - Tekstslide

wat doen boeren om hun productie te vergroten?

Slide 27 - Woordweb

Voedingsgewassen komen uit de
A
akkerbouw
B
tuinbouw
C
veeteelt

Slide 28 - Quizvraag

Vermesting is
A
bemesten van de grond
B
los maken van de grond
C
verstoring door te veel mineralen

Slide 29 - Quizvraag

Erfelijke eigenschappen toevoegen aan bestaande eigenschappen
A
veredeling
B
kunstmatige inseminatie
C
genetische modificatie

Slide 30 - Quizvraag

k.i. is
A
selecteren en kruisen van organismes
B
sperma inbrengen van een organisme met gunstige eigenschappen
C
erfelijke eigenschappen toevoegen aan bestaande

Slide 31 - Quizvraag

Aan de slag
Wat: Basisstof 2 thema 7 Opdr. 1 t/m 8
Wie: Zelfstandig
Klaar: Doorlezen B3
Hoelang: 10 min


Slide 32 - Tekstslide

Leerdoelen 6.2 voedselproductie

  • Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen
  • Je kunt uitleggen wat erfelijke eigenschappen zijn
  • je kunt beschrijven hoe je erfelijke eigenschappen van een organisme kunt veranderen om er de voedselproductie mee te  vergroten

Slide 33 - Tekstslide