Trede 11 - Evolutie van soorten

Trede 11 - Evolutie van soorten
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
WetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Trede 11 - Evolutie van soorten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • De leerlingen kunnen uitleggen dat planten en dieren met bepaalde kenmerken, in een bepaalde omgeving, meer waarschijnlijk dan andere planten en dieren zullen overleven en zich voortplanten (evolutie op basis van natuurlijke selectie).

Slide 2 - Tekstslide

Wat is evolutie? 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wij kennen evolutie vaak op deze manier:
<--

Maar deze weergave is niet correct ...

Slide 5 - Tekstslide

De tree of life
LUCA
Last Universal
Common
Ancestor

Slide 6 - Tekstslide

https://www.evogeneao.com/en/learn/tree-of-life   

Slide 7 - Tekstslide

Wat is evolutie?

Het proces waarbij soorten zicht over generaties heen langzaamaan ontwikkelen door erfelijke veranderingen.

Slide 8 - Tekstslide

Charles Darwin (1809- 1882)

Slide 9 - Tekstslide


De evolutietheorie is vooral ontwikkeld door Charles Darwin.
Hij schreef zijn bevindingen in het boek 'On the origin of species' in 1859.

Hij deed dit na jarenlang onderzoek naar soorten (en vaak ook proeverijen)

Slide 10 - Tekstslide

Variatie binnen soorten organismen

Slide 11 - Tekstslide



Darwin zag dat erfelijke eigenschappen van populaties door de tijd heen kunnen veranderen en zelfs nieuwe soorten ontstaan.

Slide 12 - Tekstslide



Hij zag dat op de Galapagoseilanden,
door te kijken naar de vinken. 
.











https://maps.app.goo.gl/ie9uyUsMcvesmQ8Q6

Slide 13 - Tekstslide

Variatie 
  • Binnen een soort zijn er kleine verschillen tussen eigenschappen van individuen (Variatie).

Slide 14 - Tekstslide

Natuurlijke selectie

Slide 15 - Tekstslide

Natuurlijke selectie

Slide 16 - Tekstslide

Natuurlijke selectie

Slide 17 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
- Sommige erfelijke eigenschappen zorgen voor een betere of slechtere overlevingskans. 

- Als de selectiedruk (vb. veel roofvogels) toeneemt, zullen de lichte organismen het niet overleven. 

- De donkere organismen hebben de grootste adaptatie/  fitness (= best aangepaste individu)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Selectiedruk
  • Selectiedruk is de invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie.
  • Selectiedruk laag? Veel varianten blijven leven.
  • Selectiedruk hoog? Best aangepaste individuen blijven leven, de andere gaan dood. 

  • Adaptatie = aanpassing

Slide 20 - Tekstslide

Aanpassingen van organismen

Slide 21 - Tekstslide

Aanpassingen van dieren
Gestroomlijnd lichaam: Hierdoor kunnen dieren snel door het water zwemmen of vliegen.

Slide 22 - Tekstslide

Aanpassingen van planten
Ook planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Sommige planten leven in droge gebieden en andere planten leven in natte gebieden. Beide planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Slide 23 - Tekstslide

Aanpassingen van planten
Wat valt je op?
Aanpassingen
Veranderingen waardoor je beter in een omgeving kunt leven
Tekst

Slide 24 - Tekstslide

Planten in een droge omgeving hebben vaak kleine bladeren en veel wortels.

Die wortels zijn nodig om voldoende water op te nemen.

Slide 25 - Tekstslide

Een plant in een natte omgeving heeft minder wortels nodig en heeft grotere bladeren.

Slide 26 - Tekstslide

Aanpassingen om te voeden
organismen hebben ook aanpassingen aan het soort voedsel dat ze eten.

Slide 27 - Tekstslide

Aanpassingen voor verdediging
Veel planten en dieren hebben aanpassingen om zich goed te kunnen verdedigen. Daardoor worden ze niet zo snel opgegeten. 
Schutkleur
Kleur(en) waardoor het dier heel erg op de omgeving lijkt, hierdoor word je minder snel gezien.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Een braamstruik heeft stekels, zodat de bramen niet zo snel worden opgegeten.

Een brandnetel heeft brandharen. Als je een brandnetel vastpakt dan gaat het prikken en jeuken.
Hierdoor wordt een brandnetel minder snel opgegeten.


Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Een egel verdedigt zich met stekels.

Sommige dieren hebben een schutkleur.
Een schutkleur lijkt op de leefomgeving.
Daardoor wordt het dier bijna onzichtbaar.

Slide 32 - Tekstslide

Survival of the fittest
= de natuurlijke selectie die optreedt door het overleven van het nageslacht van de best aangepaste binnen een populatie
Survival of the fittest

Slide 33 - Tekstslide

Dat is zoals bij Pokemon?

Slide 34 - Tekstslide

Pokémon

Een pokemon evolueert
als je een bepaald 
aantal punten hebt 
naar een sterkere pokemon

Slide 35 - Tekstslide

Pokémon = geen evolutie
1. Evolutie gaat over populaties niet over individuen. 
2. Er is geen genetische variatie binnen pokémon of selectiedruk, dus ook geen natuurlijke selectie. 
3. De geëvolueerde pokémon is 'sterker',
    bij evolutie gaat het om beste aangepast
4. De selectiedruk bij Pokémon ontbreekt
5. Evolutie duurt generaties

Slide 36 - Tekstslide

Oefeningen
  • Maak de resterende opdrachten op het oefenblad.


Klaar? Oefenen in spellingapp of app werkwoordspellen!

Slide 37 - Tekstslide

Door evolutie
A
Past een populatie zich op de lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een aanpassing van dieren aan hun omgeving?
A
Een giraffe heeft lange poten om snel te kunnen rennen.
B
Een leeuw heeft grote oren om beter te kunnen horen.
C
Een ijsbeer heeft een dikke vacht om warm te blijven.
D
Een vogel heeft veren om te kunnen zwemmen.

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van evolutie?
Evolutie is ...
A
een geleidelijke ontwikkeling, waarbij steeds ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan.
B
de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
het ontstaan van een nieuwe soort, doordat een andere soort uitsterft.
D
de ontwikkeling van het leven op aarde doordat organismen zich aanpassen aan hun milieu.

Slide 40 - Quizvraag

Wat is natuurlijke selectie?
A
De best aangepaste diersoort zal overleven en nakomelingen krijgen.
B
De geleidelijke ontwikkeling van diersoorten op aarde.
C
Het reconstrueren van organismen aan de hand van fossiele resten.
D
Het onderzoek naar de overeenkomsten in erfelijke eigenschappen.

Slide 41 - Quizvraag

Wat is geen aanpassing van een plant aan een droge omgeving?
A
weinig bladeren
B
dunne bladeren
C
behaarde bladeren
D
bladeren met een waslaag erover

Slide 42 - Quizvraag

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?

A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 43 - Quizvraag

Zet de evolutie van het leven in de juiste volgorde.
Zoogdieren
Landplanten
Vissen
Bacteriën
Reptielen
Schelpdieren

Slide 44 - Sleepvraag