Schrijfvaardigheid - havo 3

Schrijven 
lessen schrijfvaardigheid
uiteenzetting
havo 3
november 2022
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Schrijven 
lessen schrijfvaardigheid
uiteenzetting
havo 3
november 2022

Slide 1 - Tekstslide

planning 
les 1: introductie schrijven, startopdracht 
les 2: feedback, criteria, herschrijven
les 3: instructie uiteenzetting
les 4: brongebruik, onderwerp definitieve uiteenzetting
les 5: schrijfplan, bronnen, schrijfplan invullen 
les 6: puntjes op de i
les 7 / 8: uiteenzetting schrijven / uiteenzetting typen 

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijke data
13 en 14 december: repetitie schrijfvaardigheid 

20 december: boektoets 2


Slide 3 - Tekstslide

les 1

introductie 
startopdracht 

Slide 4 - Tekstslide

doel van de les: 

--> Je weet wat de lessenserie inhoudt. 
--> Je weet waarom schrijven een belangrijke vaardigheid is. 
--> Je schrijft je starttekst. 

Slide 5 - Tekstslide

Waarom werken we op school aan schrijfvaardigheid?

Slide 6 - Open vraag

Een droom voor...           opdracht
Iedereen heeft dromen. Dromen voor jezelf, dromen voor je familie of de plaats waar je woont. In deze opdracht schrijf je een tekst over een droom voor jezelf, voor de school of voor de wereld. 

Uit jouw tekst moet in ieder geval blijken wat jouw droom inhoudt en hoe je die droom voor je ziet. Zorg ervoor dat je tekst in ieder geval 300 woorden lang is. Lettertype Arial 12. 

Lever je tekst aan het eind van de les in via de ELO. 
timer
20:00

Slide 7 - Tekstslide

les 2
feedback 
criteria
herschrijven 

Slide 8 - Tekstslide

doel van de les: 



--> Je oefent met het geven van feedback. 
--> Je weet waaraan een goede tekst moet voldoen. 
--> Je kunt de feedback toepassen op je eigen tekst. 

Slide 9 - Tekstslide

Maar eerst even terugblikken...
1. Wat heb je onthouden over het nut van schrijfonderwijs? 

2. Hoe vond je het om de droomtekst te schrijven? Leuk, lastig, vervelend, fijn...

Slide 10 - Tekstslide

opdracht 1
Wissel je tekst met je buurman of buurvrouw. Lees elkaars tekst en schrijf daaronder drie tops en drie verbetersuggesties. De tops en de verbeteringen mogen over van alles gaan, als het maar wel drie verschillende tops en verbeteringen zijn. 

Het gaat erom dat we leren hoe je een goede, begrijpelijke tekst schrijft, dus denk daaraan als je de verbeteringen opschrijft. 
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

opdracht 2 
Bekijk samen elkaars verbetersuggesties. Welke suggesties zijn echt nodig voor het schrijven van een goede tekst? Kies de twee belangrijkste en maak er twee criteria van. 

criterium = kenmerk 
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

klassikaal uitwisselen 
Waaraan moet een goede, informatieve en zakelijke tekst voldoen? Waarop wordt jouw tekst uiteindelijk beoordeeld?

Maak van de lijst een aantekening op je laptop. 

Deze criteria komen terug in het beoordelingsformulier tijdens de toets. 

Slide 13 - Tekstslide

opdracht 3 
Herschrijf jouw tekst met behulp van de drie verbetersuggesties én de criteria die op het bord staan. 

Laat je oude tekst staan. Schrijf je nieuwe tekst daaronder. 

Slide 14 - Tekstslide

les 3
Een  uiteenzetting, wat is dat eigenlijk? 

Slide 15 - Tekstslide

Aan het eind van de les...
--> weet je wat een uiteenzetting is.
--> weet je waaraan een uiteenzetting moet voldoen.
--> ken je drie verschillende tekststructuren die horen bij een uiteenzetting.

Slide 16 - Tekstslide

informatieve tekst 
  • informatieve teksten zijn feitelijk en objectief (geen eigen mening)

Tekststructuren voor een informatieve tekst: 
  • verklaringsstructuur
  • voor- en nadelenstructuur
  • probleem-oplossingsstructuur  

Slide 17 - Tekstslide

de uiteenzetting
1. titel --> kies iets dat bij je tekst past, een titel heeft een hoofdletter (geen: uiteenzetting of je naam)

2. inleiding 
--> je trekt de aandacht van de lezer
--> je noemt het onderwerp
--> je laat de tekststructuur doorschemeren 

Slide 18 - Tekstslide

voorbeeld inleiding 
Professionele schaatsers gaan steeds sneller schaatsen, blijkt uit statistieken waarin alle records op de verschillende afstanden worden bijgehouden. Hoe komt dat? Zijn onze schaatsers gewoon beter dan die van vroeger of spelen er ook andere factoren mee? 

--> welke tekststructuur wordt hier toegepast? 

Slide 19 - Tekstslide

de uiteenzetting 
3. kern (middenstuk)
  • verschillende alinea's (witregel ertussen of inspringen) 
  • in elke alinea moet een ander deelonderwerp 
  • verbind de alinea's door overgangszinnen of signaalwoorden (blz. 39, alinea 1 en 2, alinea 2 en 3)

Slide 20 - Tekstslide

de uiteenzetting 
4. slot 
  • conclusie
  • samenvatting
  • oplossing voor een probleem 

--> let op de tekststructuur! 
--> eindig niet met 'Dit was mijn uiteenzetting.'

Slide 21 - Tekstslide

Talent opdracht 2, 3 en 4(p. 38)
Maak opdracht 2, deze opdracht is huiswerk. 

Je vindt de opdracht ook in Talent online, paragraaf 1.4. 


Slide 22 - Tekstslide

les 4

betrouwbaarheid van bronnen 
onderwerp uiteenzetting (de repetitie)

Slide 23 - Tekstslide

Aan het eind van de les...
--> weet je hoe je betrouwbare bronnen kunt herkennen. 
--> weet je wat het onderwerp is van jouw uiteenzetting volgende week. 

Slide 24 - Tekstslide

Maar eerst even terug...
Bespreken opdracht 2, 3 en 4 (p. 38 - 40). 

Slide 25 - Tekstslide

Kijkvraag 

  nummer 

     naam bron 
betrouwbaar / niet      betrouwbaar en    waarom?

Slide 26 - Tekstslide

1

Slide 27 - Tekstslide

2

Slide 28 - Tekstslide

3

Slide 29 - Tekstslide

4

Slide 30 - Tekstslide

Waar let je op als je betrouwbare bronnen zoekt? 
1. ...
2. ...

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

En dan nu echt... 
1. Kies een onderwerp. 
2. Ga op zoek naar betrouwbare bronnen over jouw onderwerp en schrijf die bronnen op! 
Onderwerpen waaruit je kunt kiezen: 
talenknobbel                                      analfabetisme (mensen die 
straattaal                                              of slecht kunnen lezen of 
dyslexie                                                 schrijven)
dialecten

Slide 33 - Tekstslide

les 5
repetitie woordsoorten inzien 
uitleg schrijfplan 
bronnen zoeken / lezen 
schrijfplan invullen 

Slide 34 - Tekstslide

1. Kies je definitieve onderwerp. 
2. Ga op zoek naar goede bronnen. Gebruik minstens drie verschillende, goede bronnen. Meer mag ook. 
3. Lees de bronnen een keer door. 
4. Vul je schrijfplan in. Doe dat eerst nog in een schrift of op je laptop. Haal daarvoor de informatie uit de bronnen. Gebruik steekwoorden op je schrijfplan. 

Slide 35 - Tekstslide

Uiteenzetting (toets)
Deze les schrijf je je uiteenzetting. Let daarbij op de volgende punten: 
1. Je uiteenzetting telt ongeveer 400 woorden (380-450 is akkoord). 
2. Let op spelling, hoofdletters en punten. 
3. Het enige toegestane hulpmiddel is je schrijfplan. 
Succes!

Slide 36 - Tekstslide

Toets schrijven
  • Schrijf je uiteenzetting. 
  • Maak gebruik van je schrijfplan. 
  • Doorkrassen mag. 
  • Tel af en toe het aantal woorden en zet dit klein in de kantlijn. 
  • Je uiteenzetting is 400 woorden (360 - 440)   

Slide 37 - Tekstslide

Toets typen 
  • Zet bovenaan je naam en je klas. 

  • Typ je geschreven tekst over. In Arial 12. 
  • Kleine taalfoutjes / zinsopbouwfoutjes mag je verbeteren. 
  • Je uiteenzetting is 400 woorden (van 360 tot 450 is oké)
  • Zet onder je tekst het totaal aantal woorden. 

  • Lever je tekst in via de ELO

Slide 38 - Tekstslide