uitleg informatieve tekst en tekststructuren, inleiding, schrijfplan, citeren parafraseren en bronvermelding
informatie verzamelen in groepjes en bronnen vermelden
opdracht 8: schrijfplan invullen
Slide 2 - Tekstslide
De uiteenzetting - inleiding
Inleiding: aandacht trekken en onderwerp introduceren
Ten eerste trek je de aandacht door gebruik te maken van...:
...iets uit de actualiteit
...iets uit de geschiedenis
...een voorbeeld/anekdote
...iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is
Ten tweede introduceer je het onderwerp door...:
het verschijnsel te beschrijven
te beschrijven wat wordt beoordeeld
het probleem te beschrijven
Slide 3 - Tekstslide
De uiteenzetting - kern (middenstuk)
Voor deze opdracht werk je in het middenstuk drie deelonderwerpen uit. De opbouw van deze alinea's kun je als volgt aanpakken:
Start met een structurerende zin/kernzin; wat is het deelonderwerp dat je gaat bespreken?
Geef daarna een korte uitleg bij het deelonderwerp
Sluit af met het geven van een voorbeeld of een aantal voorbeelden
Slide 4 - Tekstslide
De uiteenzetting - slot
Je formuleert in het slot de hoofdgedachte. In deze zin geef je een samenvatting/conclusie van wat je hebt besproken. Dat kun je doen door:
de belangrijkste/meest waarschijnlijke verklaring te noemen
een conclusie te geven
de mogelijke oplossing(en) te geven
- Om dit aan te kondigen kun je gebruikmaken van signaalwoorden, zoals: daarom, kortom, al met al, dus.
- De tekst sluit je als dat mogelijk is af met een krachtige zin: een uitsmijter.
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 6
a Kies een van de volgende onderwerpen:
nepnieuws - verengelsing van het hoger onderwijs n- taalverandering - invloed technologie op taal.
b De doelgroep voor je tekst: klasgenoten.
c Kies een van de drie structuren (blz. 40).
d Schrijf de inleiding van je tekst.
Slide 6 - Tekstslide
Bronnen en bronvermelding
Bronnen: Een deskundige, betrouwbare bron maakt je tekst geloofwaardiger.
Slide 7 - Tekstslide
Nederlands
American Psychological Association (APA) wordt het meest gebruikt als manier van noteren.
Dit zijn richtlijnen die helpen om bronnen gemakkelijk terug te vinden.
Slide 8 - Tekstslide
één auteur
• Verheijen (2018) noemt mogelijke oorzaken.
• In Is Textese a Threat to Traditional Literacy (Verheijen, 2018)…
• In het onderzoek (Verheijen, 2018)…
meer auteurs
• Verheijen en Coppens (2018) noemen mogelijke oorzaken.
• In Is Textese a Threat to Traditional Literacy (Verheijen & Coppens, 2018)…
• In het onderzoek (Verheijen & Coppens, 2018)…
geen/onbekend auteur
• Het CBS (2021) geeft aan dat…
• In Meer wo-studenten verhuisd naar universiteitssteden (CBS, 2021)…
• In het onderzoek (CBS, 2021)…
Slide 9 - Tekstslide
Nederlands
Het doel van een literatuurvermelding is:
de vindbaarheid: je geeft aan waar de informatie kan worden teruggevonden
de controleerbaarheid: je geeft de mogelijkheid tot verificatie
de bescheidenheid: je geeft de ander de eer die hem of haar toekomt
Slide 10 - Tekstslide
Ga op zoek naar zes goede bronnen die je kunt gebruiken voor je tekst. Overleg met elkaar welke bronnen bruikbaar zijn. Zoek samen zo veel mogelijk feitelijke bronnen, bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek.
Noteer je bronnen volgens de APA-notatie.
Maak groepjes van max. drie leerlingen die hetzelfde onderwerp hebben.
Slide 11 - Tekstslide
Schrijfplan
Maak voor je gaat schrijven een schrijfplan; schrijven is makkelijker als je al hebt nagedacht over de structuur en de inhoud.
Nu kies je een tekststructuur die goed bij je onderwerp past en ook die schrijf je op.
Schrijf wat in je tekst moet komen op in kernwoorden.
Schrijf eerst het onderwerp, het tekstdoel, tekstpubliek en de tekststructuur op.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Nederlands
Citeren
Parafraseren
Slide 14 - Tekstslide
Nederlands
Een citaat wordt altijd tussen “dubbele aanhalingstekens”
geplaatst. Het citaat wordt gevolgd door een verwijzing tussen (haakjes) waarin achtereenvolgens achternaam auteur(s), jaartal en paginanummer(s) vermeld worden. Bij bronnen zonder paginanummers, zoals een website, worden geen paginanummers genoemd.
Slide 15 - Tekstslide
Nederlands
Parafraseren:
Het is niet altijd duidelijk wat een parafrase is, daarom het liefst aan het begin de bron noemen.
Volgens De Kleyn(2019) kun je het beste aan het begin van een stukje aangeven wat de bron is.
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag
Opdracht 8
Vul het schrijfplan zorgvuldig in en gebruik kernwoorden (geen volledige zinnen)
Slide 17 - Tekstslide
Bedenk welke informatiebronnen je definitief gaat gebruiken voor je uiteenzetting. Neem de bronnen die je gaat gebruiken ter ondersteuning van je argumenten geprint mee naar de les.
Bedenk daarnaast welk tegenargument je in je betoog gaat gebruiken om te weerleggen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.