uitleg informatieve tekst en tekststructuren, inleiding, schrijfplan, citeren parafraseren en bronvermelding
informatie verzamelen in groepjes en bronnen vermelden
les 7: opdracht 8:
schrijfplan invullen
Slide 2 - Tekstslide
De uiteenzetting - inleiding
Inleiding: aandacht trekken en onderwerp introduceren
Ten eerste trek je de aandacht door gebruik te maken van...:
...iets uit de actualiteit
...iets uit de geschiedenis
...een voorbeeld/anekdote
...iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is
Ten tweede introduceer je het onderwerp door...:
het verschijnsel te beschrijven
te beschrijven wat wordt beoordeeld
het probleem te beschrijven
Slide 3 - Tekstslide
De uiteenzetting - kern (middenstuk)
Voor deze opdracht werk je in het middenstuk drie deelonderwerpen uit. De opbouw van deze alinea's kun je als volgt aanpakken:
Start met een structurerende zin/kernzin; wat is het deelonderwerp dat je gaat bespreken?
Geef daarna een korte uitleg bij het deelonderwerp
Sluit af met het geven van een voorbeeld of een aantal voorbeelden
Slide 4 - Tekstslide
De uiteenzetting - slot
Je formuleert in het slot de hoofdgedachte. In deze zin geef je een samenvatting/conclusie van wat je hebt besproken. Dat kun je doen door:
de belangrijkste/meest waarschijnlijke verklaring te noemen
een conclusie te geven
de mogelijke oplossing(en) te geven
- Om dit aan te kondigen kun je gebruikmaken van signaalwoorden, zoals: daarom, kortom, al met al, dus.
- De tekst sluit je als dat mogelijk is af met een krachtige zin: een uitsmijter.
Slide 5 - Tekstslide
Tekststructuren
Voor de uiteenzetting gebruiken we de volgende tekststructuren:
de verklaringsstructuur
de voor- en nadelenstructuur
de probleem- oplossingsstructuur
Slide 6 - Tekstslide
Bronnen en bronvermelding
Bronnen: Een deskundige, betrouwbare bron maakt je tekst geloofwaardiger.
Slide 7 - Tekstslide
Nederlands
American Psychological Association (APA) wordt het meest gebruikt als manier van noteren.
Dit zijn richtlijnen die helpen om bronnen gemakkelijk terug te vinden.
Slide 8 - Tekstslide
Nederlands
Het doel van een literatuurvermelding is:
de vindbaarheid: je geeft aan waar de informatie kan worden teruggevonden
de controleerbaarheid: je geeft de mogelijkheid tot verificatie
de bescheidenheid: je geeft de ander de eer die hem of haar toekomt
Slide 9 - Tekstslide
Als je op zoek gaat naar informatie voor het onderwerp van jouw schriftelijke communicatie dan moet je er rekening mee houden dat je de inhoud van de bronnen niet zomaar
mag gebruiken in je eigen werk.
Je moet je houden aan de regels voor het gebruiken van bronnen anders pleeg je plagiaat. De twee belangrijkste regels leggen we nu uit!
Gebruik van bronnen
Slide 10 - Tekstslide
Refereren in de tekst (verkorte APA)
[…] Naast de negatieve impact op het klimaat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat een dieet bestaande uit veel dierlijke eiwitten nog meer nadelen heeft. Zo is er veel land en water nodig voor het produceren van dierlijke producten (Aiking, 2014) en wordt hierbij veel stikstof uitgestoten (Oenema & Tamminga, 2005). […]
Regel 1: Geef altijd aan wélke informatie uit welke bron voortkomt. Dit noem je refereren.
Refereren in de literatuurlijst (APA)
Aiking, H. (2014). Protein production: planet, profit, plus people? The American Journal of Clinical Nutrition, 100 (suppl_1), 483S-489S. https://doi.org/10.3945/ajcn.113.071209
Oenema, O., & Tamminga, S. (2005). Nitrogen in global animal production and management options for improving nitrogen use efficiency. Science in China - Series C: Life Sciences, 48, 871–887. https://doi.org/10.1007/BF03187126
Slide 11 - Tekstslide
Zelfs als je netjes je bron vermeldt, kun je nog steeds plagiaat plegen. Je mag nooit zomaar een stuk tekst uit een bron kopiëren naar je eigen werk. Je moet jouw tekst altijd in eigen woorden weergeven ook al gebruik je de inhoud van een bron. Er zijn verschillende manieren om dit te doen.
Regel 2: Geef de informatie uit een bron altijd
in eigen woorden weer. Dit noem je parafraseren.
Maak tijdens het lezen van je bron in eigen woorden notities. Deze notities kun je vervolgens tijdens het schrijven van je tekst gebruiken om de inhoud van je bron te verwoorden.
Schets een eenvoudig diagram waarin je de hoofdzaken van een bron weergeeft, zodat je deze informatie daarna in eigen woorden op papier kunt zetten.
Slide 12 - Tekstslide
nepnieuws
verengelsing van het onderwijs
taalverandering
invloed technologie op taal
Kies een onderwerp; dit wordt het onderwerp voor je toets
Slide 13 - Tekstslide
Ga op zoek naar zes goede bronnen die je kunt gebruiken voor je tekst. Overleg met elkaar welke bronnen bruikbaar zijn. Zoek samen zo veel mogelijk feitelijke bronnen, bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek.
Noteer je bronnen volgens de APA-notatie.
Maak groepjes van max. drie leerlingen die hetzelfde onderwerp hebben.
Slide 14 - Tekstslide
Bedenk welke informatiebronnen je definitief gaat gebruiken voor je uiteenzetting. Neem de bronnen die je gaat gebruiken ter ondersteuning geprint mee naar de les.
Voor de volgende keer:
Slide 15 - Tekstslide
We beginnen altijd met lezen
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
één auteur
• Verheijen (2018) noemt mogelijke oorzaken.
• In Is Textese a Threat to Traditional Literacy (Verheijen, 2018)…
• In het onderzoek (Verheijen, 2018)…
meer auteurs
• Verheijen en Coppens (2018) noemen mogelijke oorzaken.
• In Is Textese a Threat to Traditional Literacy (Verheijen & Coppens, 2018)…
• In het onderzoek (Verheijen & Coppens, 2018)…
geen/onbekend auteur
• Het CBS (2021) geeft aan dat…
• In Meer wo-studenten verhuisd naar universiteitssteden (CBS, 2021)…
• In het onderzoek (CBS, 2021)…
Slide 17 - Tekstslide
Schrijfplan
Maak voor je gaat schrijven een schrijfplan; schrijven is makkelijker als je al hebt nagedacht over de structuur en de inhoud.
Schrijf wat in je tekst moet komen op in kernwoorden.
Schrijf eerst het onderwerp, het tekstdoel, tekstpubliek en de tekststructuur op.
Nu kies je een tekststructuur die goed bij je onderwerp past en ook die schrijf je op.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Nederlands
Citeren
Parafraseren
Slide 20 - Tekstslide
Nederlands
"Een citaat wordt altijd tussen “dubbele aanhalingstekens”
geplaatst. Het citaat wordt gevolgd door een verwijzing tussen (haakjes) waarin achtereenvolgens achternaam auteur(s), jaartal en paginanummer(s) vermeld worden. Bij bronnen zonder paginanummers, zoals een website, worden geen paginanummers genoemd.
Slide 21 - Tekstslide
Nederlands
Parafraseren:
Het is niet altijd duidelijk wat een parafrase is, daarom het liefst aan het begin de bron noemen.
Volgens De Kleyn(2019) kun je het beste aan het begin van een stukje aangeven wat de bron is.
Slide 22 - Tekstslide
de AUB-structuur
De opbouw van een argument gaat als volgt:
A: noem het argument/kernzin
U: geef uitleg (toelichting)
B: geef een goed voorbeeld, bijvoorbeeld
Slide 23 - Tekstslide
Bespreek met elkaar de bronnen die jullie gevonden hebben, welke informatie je daaruit kunt gebruiken en bepaal voor jezelf welke twee of drie deelonderwerpen je definitief
gaat gebruiken in je uiteenzetting.
In je groepje:
timer
10:00
Slide 24 - Tekstslide
Vul voor jezelf het schrijfplan in dat in je boek staat op p.44. Vul per alinea in steekwoorden in wat je gaat schrijven.
Het schrijfplan neem je mee naar de toets:
3T dinsdag 26 september
3E donderdag 21 september
Op de toets kun je je schrijfplan gebruiken om je uiteenzetting op je laptop te schrijven.
Schrijfplan
Slide 25 - Tekstslide
Aan de slag
Opdracht 8
Vul het schrijfplan zorgvuldig in en gebruik kernwoorden (geen volledige zinnen)
Slide 26 - Tekstslide
Huiswerk: een opgeladen chromebook meenemen en je ingevulde schrijfplan (TOETS!)