In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
§3.4 Energie en vermogen
Lesplanning:
Opstart arbeid en energie
Uitleg energie en vermogen
Maken opgave 53 t/m 58 en 61
Break: paardenkracht
Uitleg energieomzettingen
Maken §5.1 opgave 1 t/m 4
Uitleg rekenen met het rendement
HW: §5.1 opgave 6, 7 en 9
Slide 1 - Tekstslide
Arbeid en energie
studiewijzer
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je ...
uitleggen wat het vermogen van een apparaat met energieverbruik te maken heeft;
het energieverbruik berekenen.
Slide 3 - Tekstslide
Vermogen
De energiedie per seconde wordt geleverd of gebruikt, uitgedrukt in Watt.
Slide 4 - Tekstslide
Stel: ik speel per dag 3 uur games op mijn PS4. Daarvoor staan mijn TV (500 W), PS4 (350 W) en soundbar (150W) gedurende die tijd aan. Wat is het vermogen van deze opstelling?
A
500 W
B
1 kW
C
230 V
D
1 W
Slide 5 - Quizvraag
Stel: ik speel per dag 3 uur games op mijn PS4. De opstelling heeft een vermogen van 1000 W
Hoeveel energie gebruik ik dan in een jaar?
A
3x1000x365=
1.095.000 J
B
3×60×60×1000×365 =
3.942.000.000 J
C
3 × 1000
= 3000 J
D
60×60×1000×365 =
1.314.000.000
Slide 6 - Quizvraag
E(J)=P(W)⋅t(s)
E=1000⋅3942000=3.942.000.000J
P = 1000 W t = 3 *365 h = 1095 h = 65700 min = 3942000 s
Slide 7 - Tekstslide
Energieverbruik
Een rekening voor het gebruik van 3.942.000.000 J in een jaar!?
Tijd voor een nieuwe eenheid: kWh
Slide 8 - Tekstslide
Vermogen
E(J)=P(W)⋅t(s)
E(kWh)=P(kW)⋅t(h)
1 kWh = 3 600 000 J
Slide 9 - Tekstslide
Wat kost dit? (1 kwh = €0,54)
P = 1 kW
t = 3 uur per dag
Slide 10 - Tekstslide
Wat kost dit? (1 kwh = €0,54)
P = 1 kW
t = 3h x 365 d = 1095 h
E = ? kWh
E = P × t
E = 1 * 1095 = 1095 kWh
1095 × 0,54 = €591,3
het kost €591
Slide 11 - Tekstslide
Een gloeilamp met een vermogen van 60 W brandt 10 uur. Wat is het energieverbruik?
A
6 kWh
B
600 kWh
C
2.160.000 J
D
36000 J
Slide 12 - Quizvraag
Vermogen
P = 60 W = 0,06 kW
t = 10 h
P = 60 W
t = 10 h = 600 min = 36000 s
E(kWh) = P (kW) * t (h)
E = 0,06 * 10 = 0,6 kWh
E(J) = P (W) * t (s)
E = 60 * 36000 E = 2.160.000 J
Slide 13 - Tekstslide
Apparaten in huis worden aangesloten op 230 V. Hoe komt het dat het ene apparaat een groter vermogen heeft (meer energie verbruikt) dan het andere apparaat?
Slide 14 - Open vraag
U is spanning in volt (V)
I is stroom in ampere (A)
P is vermogen in watt (W)
P(W)=U(V)⋅I(A)
Slide 15 - Tekstslide
Droger P = U * I = 230 * 13 = 2990 W
Gloeilamp P = U * I = 230 * 0,33 = 76 W
Slide 16 - Tekstslide
Deze waterkoker heeft een vermogen van 1800 W. Hoe groot is de stroomsterkte door de stekker?
A
230 A
B
1 800 A
C
7,8 A
D
414 000 A
Slide 17 - Quizvraag
Gegevens
P = 1800 W
U = 230 V
P=U⋅I
1800=230⋅I
I=2301800=7,8A
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag
In je schrift maken en nakijken
§3.4 opgave (49), (52), 53 t/m 58 en 61
timer
20:00
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Paardenkracht is een eenheid van...
A
vermogen
B
kracht
C
energie
Slide 21 - Quizvraag
§5.1 Energieomzettingen
Aan het einde van deze paragraaf ...
kan je uitleggen dat energie nooit verloren gaat;
Kan je energieomzettingen in een energiestroomdiagram weergeven;
weet je wat het rendement is;
kan je rekenen met het vermogen en het rendement van een apparaat.
Slide 22 - Tekstslide
Welke vormen van energie ken jij?
Slide 23 - Woordweb
Slide 24 - Tekstslide
Wet van behoud van energie
Energie kan niet verdwijnen of gemaakt worden.
Energie kan wel worden omgezet.
Slide 25 - Tekstslide
Energie-
omzettingen
Energiestroomdiagram
Slide 26 - Tekstslide
Welke energieomzetting heb je in een zonnepaneel?
A
Elektrische energie in licht en warmte
B
Warmte in licht en elektrische energie
C
Licht in elektrische energie en warmte
D
Licht in chemische energie en elektrische energie
Slide 27 - Quizvraag
Rendement
Het rendement geeft aan hoeveel procent nuttig gebruikt wordt.
Slide 28 - Tekstslide
De lampen geven evenveel licht.
Slide 29 - Tekstslide
Wat is de nuttige energie van deze centrale?
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
warmte
D
straling
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de nuttige energie van dit apparaat?
A
chemische energie
B
stralingsenergie
C
bewegingsenergie
D
elektrische energie
Slide 31 - Quizvraag
In je kamer staat een lamp. Deze lamp zet van elke 150 J die aangevoerd wordt 15 J om naar licht, de rest wordt omgezet naar warmte. Wat is het rendement van de gloeilamp?
A
20%
B
10%
C
50%
D
90%
Slide 32 - Quizvraag
Aan de slag
In je schrift maken en nakijken
§5.1 opgave 1 t/m 4
timer
10:00
Slide 33 - Tekstslide
Rendement berekenen
η=EtotaalEnuttig⋅100
η=PtotaalPnuttig⋅100
%
%
Slide 34 - Tekstslide
η =
η =
8%
18%
20%
26%
74%
80%
Slide 35 - Sleepvraag
η=EtotaalEnuttig⋅100
η=80005900⋅100=74
η=408⋅100=20
Slide 36 - Tekstslide
Een zonnepaneel vangt zonlicht op en produceert 300 Watt aan elektrisch vermogen. 900 Watt van het zonlicht wordt niet omgezet in elektrische energie. Wat is het rendement?
A
25%
B
33%
C
300%
D
10%
Slide 37 - Quizvraag
Een zonnepaneel vangt zonlicht op en produceert 300 Watt aan elektrisch vermogen. 900 Watt van het zonlicht wordt niet omgezet in elektrische energie. Wat is het rendement?