Les 1 Persoonsvorm en zinsdelen

Wat gaan we vandaag doen?
Starten met nieuwe stof grammatica (redekundig ontleden).
  • Zijn er nog vragen over het proefwerk van woensdag 18 mei?
  • Hoofdstuk 1: Persoonsvorm en zinsdelen (blz. 28, 29).
  • Zelf aan de slag met oefeningen.

  • Maandag 30 mei proefwerk over gelezen boek!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Starten met nieuwe stof grammatica (redekundig ontleden).
  • Zijn er nog vragen over het proefwerk van woensdag 18 mei?
  • Hoofdstuk 1: Persoonsvorm en zinsdelen (blz. 28, 29).
  • Zelf aan de slag met oefeningen.

  • Maandag 30 mei proefwerk over gelezen boek!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel


Je leert over de persoonsvorm en zinsdelen
dit helpt je om teksten beter te begrijpen en om zelf betere teksten te schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm en zinsdelen
Elke zin heeft een werkwoord. 
Een van die werkwoorden is de persoonsvorm

De persoonsvorm is de regisseur van een zin die zich aanpast aan de tijd en het getal (enkelvoud/ meervoud)

Slide 3 - Tekstslide

Zo vind je de persoonsvorm (pv)
  1. Maak de zin vragend. Het werkwoord dat vooraan staat, is de pv.

  2. Zet de zin in een andere tijd. Verleden tijd wordt tegenwoordige tijd en andersom. Het werkwoord dat mee verandert, is de pv.

  3. Verander het getal in de zin: Maak van het enkelvoud meervoud en andersom. Het werkwoord dat mee verandert, is de pv

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden  persoonsvorm
1. De leeuw brulde van woede. -> brulde is pv.
De leeuwen brulden van woede.
De leeuw brult van woede.
Brult de leeuw van woede?

Slide 5 - Tekstslide

Zo vind je zinsdelen
  1. Welke woorden kun je samen (zonder dat de volgorde verandert) voor de persoonsvorm zetten?
  2. Welke woorden blijven altijd in dezelfde volgorde staan als je de zin verandert?

                           
                          Deze woorden zijn samen een zinsdeel!

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden zinsdelen
Gisteren heb ik een sorbet gegeten. ->
4 zinsdelen:
Heb/ ik/ gisteren/ een sorbet/ gegeten?

Ik/ heb/ gisteren/ een sorbet/ gegeten.

'heb' en 'gegeten' zijn samen 1 zinsdeel -> werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Maak zelf (in stilte) de opdrachten 1, 2, en 3 (bl.29)
Na 10 minuten bespreken we de opdrachten klassikaal.

Klaar? vergelijk dan jouw antwoorden met die van je buur.
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 29)
a. Zal dit jaar niemand van klas 2a doubleren?
b.  Gaan Arno en zijn maten naar het Dancefestival Spring in Amsterdam?
c. Op Facebook had Marnix meer dan 700 vrienden verzameld.
d. De meeste leerlingen zijn wel in voor een grapje.
e. Zet jij de afvalcontainer op tijd buiten?
f. Een vriendschapsbandje is lange tijd in de mode geweest.

 

 

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 (blz. 29)
1. Vakantie / blijkt / voor veel mensen / een bron van inspiratie.
2. Op het eerste schoolfeest / gaf / Sophie / Daan / vorige week / een kus.
3. De snelste wielrenner / werd/ beloond / met een bijzondere trofee.
4. Binnen twee weken / moesten / de vandalen / de boete / betalen.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 (blz. 29)
5. Jaarlijks / doet / Georgios / mee / aan het schaaktoernooi voor scholieren.
6. De lerares / sprak / de klas / vermanend / toe.
Let op: Bij scheidbare werkwoorden (zoals meedoen en toespreken) is alleen het stukje dat van tijd verandert de persoonsvorm. Het losse stukje (mee en toe in zin 5 en 6) hoort niet bij de persoonsvorm.


Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3 (blz. 29)
In plaats van de vraagwoorden kun je een antwoord noteren. Een voorbeeld hiervan staat tussen haakjes.
1 Hoe laat (Om 8 uur) / ga / je / morgenavond / met Pim / naar het zwembad?
2 Welk restaurant (De pizzeria) / zal worden genomineerd / door de gasten?
3 Wat voor antwoord (Antwoord A) / had / jij / ingevuld / bij vraag 7?
4 Welk boek (De Hongerspelen) / heb / je / laatst / geleend / bij de bibliotheek?



Slide 12 - Tekstslide

Je weet en kunt ...

... in eenvoudige zinnen de persoonsvorm vinden en de zinnen in zinsdelen verdelen.

Slide 13 - Tekstslide