2. Persoonsvorm en zinsdelen

Nederlands
Grammatica
Persoonsvorm en zinsdelen
En het vinden van het onderwerp
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Grammatica
Persoonsvorm en zinsdelen
En het vinden van het onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
10 minuten lezen (in stilte)
10 minuten uitleg persoonsvorm en zinsdelen (Steek je hand of je wisbordjes omhoog)
 20 minuten Werken uit Hfst. 1 taalverzorging pagina 30 en 31 (zachtjes overleggen mag na 5 minuten)
10 minuten. Uitleg onderwerp (Hand of wisbordjes omhoog)
20 minuten werken hfst. 2 pag. 54 en 56 (Zachtjes overleggen mag na 5 minuten)
10 minuten nabespreken SO woordenschat (Hand opsteken)

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm en zinsdelen
Lesdoelen:


Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm vinden.
Aan het einde van de les kun je zinsdelen van een zin vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm
In elke zin staan één of meer werkwoorden. Een van die werkwoorden is de persoonsvorm.

Hoe vind je nou de persoonsvorm?

1) Zet de zin in een andere tijd
2) Maak de zin vragend

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm en zinsdelen

- Wat is een persoonsvorm?
- Hoe kun je de persoonsvorm vinden?

- Wat is een zinsdeel?
- Hoe kun je een zinsdeel vinden?

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is HET werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. Van bijv. t.t. (tegenwoordige tijd), naar v.t. (verleden tijd).

Ik speel heel vaak FIFA.
Ik speelde heel vaak FIFA.


Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm
Manier 2)
De zin vragend maken met dezelfde woorden.

Ik heb nog nooit Tik-Tok gebruikt.
Heb ik nog nooit Tik-Tok gebruikt?

Luuk speelt een spelletje.
Speelt Luuk een spelletje?

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is HET werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. Van bijv. t.t. (tegenwoordige tijd), naar v.t. (verleden tijd).

Ik speel heel vaak FIFA.
Ik speelde heel vaak FIFA.

Milan verliest van mr. Breedveld
Milan verloor van mr. Breedveld

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Zinsdelen
- Een zin bestaat altijd uit verschillende zinsdelen.
- Een zindeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen.

Hij wilt dit niet maken.
Hij / wilt / dit / niet maken.

Jullie zijn de beste klas van al mijn Nederlands klassen.
Jullie / zijn / de beste klas / van al mijn Nederlands klassen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Zinsdelen
Hoe bepaal je een zinsdeel?      ----->     De zinsdeelproef

Je gaat de zin anders opbouwen. Elk los stukje, is een zinsdeel.
Probeer welke woorden je samen vóór de persoonsvorm kunt zetten.

Jullie / kunnen / dit / heel goed.
Heel goed / kunnen / jullie / dit.
Dit / kunnen / jullie / heel goed.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Haar oma heeft verteld van alle sneeuwstormen van vroeger.
A
sneeuwstormen
B
verteld
C
heeft
D
haar

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
We kregen vorige week online les
A
2
B
5
C
4
D
6

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
De lieve leerlingen mogen niet naar school komen.
A
6
B
7
C
4
D
5

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
Veel docenten missen het gezellige geklets tijdens de lessen.
A
4
B
2
C
3
D
1

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
Iedereen wil na de voorjaarsvakantie graag naar school.
A
4
B
5
C
7
D
6

Slide 17 - Quizvraag