2. Persoonsvorm en zinsdelen

Begintaak MH1A
Schrijf alleen de werkwoorden op
lopen
duiven
mensen
druppelen
zijn
graven
openen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Begintaak MH1A
Schrijf alleen de werkwoorden op
lopen
duiven
mensen
druppelen
zijn
graven
openen

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Grammatica
Persoonsvorm en zinsdelen
blz. 204-205

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm en zinsdelen
Lesdoelen:


Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm vinden.
Aan het einde van de les kun je zinsdelen van een zin vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm en zinsdelen

- Wat is een persoonsvorm?
- Hoe kun je de persoonsvorm vinden?

- Wat is een zinsdeel?
- Hoe kun je een zinsdeel vinden?

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm
In elke zin staan één of meer werkwoorden. Een van die werkwoorden is de persoonsvorm.

Hoe vind je nou de persoonsvorm?

1) Zet de zin in een andere tijd
2) Maak de zin vragend

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is HET werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. Van bijv. t.t. (tegenwoordige tijd), naar v.t. (verleden tijd).

Ik speel heel vaak FIFA.
Ik speelde heel vaak FIFA.


Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is HET werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. Van bijv. t.t. (tegenwoordige tijd), naar v.t. (verleden tijd).

Ik speel heel vaak FIFA.
Ik speelde heel vaak FIFA.

Milan verliest van mr. Breedveld
Milan verloor van mr. Breedveld

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm
Manier 2)
De zin vragend maken met dezelfde woorden.

Ik heb nog nooit Tik-Tok gebruikt.
Heb ik nog nooit Tik-Tok gebruikt?

Luuk speelt een spelletje.
Speelt Luuk een spelletje?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Zinsdelen
- Een zin bestaat altijd uit verschillende zinsdelen.
- Een zindeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen.

Hij wilt dit niet maken.
Hij / wilt / dit / niet maken.

Jullie zijn de beste klas van al mijn Nederlands klassen.
Jullie / zijn / de beste klas / van al mijn Nederlands klassen.

Slide 10 - Tekstslide

Zinsdelen
Hoe bepaal je een zinsdeel?      ----->     De zinsdeelproef

Je gaat de zin anders opbouwen. Elk los stukje, is een zinsdeel.
Probeer welke woorden je samen vóór de persoonsvorm kunt zetten.

Jullie / kunnen / dit / heel goed.
Heel goed / kunnen / jullie / dit.
Dit / kunnen / jullie / heel goed.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Kim hoopt dat het gaat sneeuwen.
A
sneeuwen
B
het
C
hoopt
D
gaat

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Regen vindt ze nooit leuk om in te fietsen.
A
fietsen
B
vindt
C
regen
D
in te fietsen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Ze heeft haar handschoenen als klaargelegd.
A
klaargelegd
B
handschoenen
C
haar
D
heeft

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Helaas heeft de weerman geen sneeuw voorspeld.
A
helaas
B
sneeuw
C
voorspeld
D
heeft

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Daarom kijkt ze iedere avond opnieuw naar het weerbericht.
A
kijkt
B
naar
C
opnieuw
D
weerbericht

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Haar oma heeft verteld van alle sneeuwstormen van vroeger.
A
sneeuwstormen
B
verteld
C
heeft
D
haar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Oma moest toen lopend naar school.
A
lopend
B
moest
C
toen
D
oma

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Vroeger kon je ook vaker schaatsen op natuurijs.
A
natuurijs
B
vaker
C
schaatsen
D
kon

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin: Vorig jaar is er weinig sneeuw gevallen.
A
is
B
gevallen
C
sneeuw
D
weinig

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Mijn vader had de winterbanden al vroeg op de auto gezet.
A
gezet
B
vroeg
C
had
D
mijn

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Kim droomde dat ze al glijdend naar school ging.
A
droomde
B
ze
C
school
D
glijdend

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
We kregen vorige week online les
A
2
B
5
C
4
D
6

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
De lieve leerlingen mogen niet naar school komen.
A
6
B
7
C
4
D
5

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
Veel docenten missen het gezellige geklets tijdens de lessen.
A
4
B
2
C
3
D
1

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?:
Iedereen wil na de voorjaarsvakantie graag naar school.
A
4
B
5
C
7
D
6

Slide 27 - Quizvraag