1)
Nevenschikkende voegwoorden (NS. VGW) verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen.
VB: Ik houd van voetbal maar Thomas vindt er niets aan. (HZ + HZ)
VB: De zware training en de spannende wedstrijd maakte het een vermoeiend weekend. (Twee woordgroepen)
2) Onderschikkende voegwoorden (OS. VGW) verbinden meestal een bijzin met een hoofdzin.
VB: Terwijl ik aan het eten was keek ik televisie. (BZ + HZ)