4AH Discussie P2

4AH - P2 Discussie
Vorm een groep van 5 à 6 personen -> werk je in P2 mee aan:
1. Discussie en discussiemap: bedenk (voorlopig) onderwerp, iedereen neemt  de volgende les één geprinte bron mee.
2. Boekenleesclubkies uit de themalijst of vraag je docent om advies DIRECT BOEK BESTELLEN/LENEN/KOPEN/RESERVEREN! Vanaf 14 november iedere les Nederlands je leesboek meenemen!

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4AH - P2 Discussie
Vorm een groep van 5 à 6 personen -> werk je in P2 mee aan:
1. Discussie en discussiemap: bedenk (voorlopig) onderwerp, iedereen neemt  de volgende les één geprinte bron mee.
2. Boekenleesclubkies uit de themalijst of vraag je docent om advies DIRECT BOEK BESTELLEN/LENEN/KOPEN/RESERVEREN! Vanaf 14 november iedere les Nederlands je leesboek meenemen!

Slide 1 - Tekstslide

4AH - P2 Discussie
Vorm een groep van 5 à 6 personen -> werk je in P2 mee aan:
1. Discussie en discussiemap: bedenk (voorlopig) onderwerp, iedereen neemt  de volgende les één geprinte bron mee.
2. Boekenleesclubkies uit de themalijst of vraag je docent om advies DIRECT BOEK BESTELLEN/LENEN/KOPEN/RESERVEREN! Vanaf 14 november iedere les Nederlands je leesboek meenemen!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Noteer
- Ma 14 november: meenemen leesboek 
- Ma 21 november: meenemen 4 geprinte artikelen over definitieve onderwerp
- Wo 30 november: inleveren eerste versie discussiemap 
- Wo 14 december: inleveren definitieve discussiemap (beoordeling met O of V) Op tijd: + 0,5 bonuspunt
- Week 49 en 50: Proefdiscussies
- Week 51 en week 2 les 1 & les 2  Toets Discussie (cijfer)
- Week 2 les 3: eindgesprek leesboek boekenclub (neem recensie mee)

Slide 4 - Tekstslide

Probleem
Maak een mindmap voor jezelf en schrijf je associatie op bij het woord dat de docent noemt.

Als je een zoekopdracht geeft over een mogelijk onderwerp, vul het aan met woorden als: oplossing, reden, oorzaak, argument, voor- en nadelen.

Slide 5 - Tekstslide

Boekenclub
- Iedere week lees je de afgesproken aantal pagina's
- Koop een schriftje en noteer iedere week minimaal twee opvallende zaken (mooie zin, raar woord, onbegrijpelijke reactie)
- Tip: koop kleine gekleurde 'plakkertjes' (Hema-Action)

NEEM IEDERE BOEKENCLUB JE LEESBOEK EN JE SCHRIFTJE MEE

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

1. Communiceren doe je samen (p.52-55)
Maken: OB 1 opdr. 1 t/m 8 (p.30)
- Communicare: 'deelnemen aan' (Latijn)
- Zender -> boodschap -> (medium ->) ontvanger
- Publiek
- Referentiekader: gekleurde bril (achtergrond-geschiedenis-persoonlijke ervaringen)
- (Non-)verbale communicatie

Slide 9 - Tekstslide

Referentiekader

Slide 10 - Tekstslide

Communicatie
- Activeren, amuseren, informeren, beschouwen, overtuigen
- Context: referentiekader van zender en ontvanger, het communicatiemiddel en het communicatiedoel
- Iteratief proces: voortdurend (aan-)passen en meten

Slide 11 - Tekstslide

30. Discussie (p. 124)
Maken: OB 30 opdr. 1, t/m 5 (p.126)

- Bepaal jullie definitieve onderwerp, de drie deelonderwerpen en formuleer jullie stelling
- Kies een voorzitter die de discussie gaat leiden-  Iedereen neemt voor les 2 mee: twee aanvullende artikelen 

Slide 12 - Tekstslide

Het MLG verplicht iedereen tot het dragen van een schooluniform
Onderzoek (m.b.v. de gezochte artikelen) :

Hoe serieus is dit probleem? 
Hoe is dit geregeld in andere landen?
De belangrijkste reden/aanleiding voor deze regel?
Wat zijn de voor- of nadelen?
Welke mogelijke oplossingen zouden er zijn?
Hoe zit dat met je eigen identiteit ?
Wordt er minder gepest doordat niemand op het wel/niet dragen  van merkkleding afgerekend wordt?
Onderstreep voor jezelf: oorzaken-oplossingen-argumenten (voor/tegen)

Slide 13 - Tekstslide

Deelonderwerp 1
1. Het verplichten van een schooluniform neemt ongelijkheid weg tussen leerlingen.

Voor: iedereen ziet er hetzelfde uit, er zal minder gepest worden

Tegen: met je kledingkeuze laat je zien wie je bent, dit is een  belangrijke factor bij het vormen van je identiteit. 

Slide 14 - Tekstslide

Deelonderwerp 2
2. Een schooluniform is praktisch en goedkoop.

Voor: het scheelt veel geld (ouders), niet iedereen heeft hetzelfde inkomen, je hoeft niet na te denken wat je aan moet trekken
Tegen: niet iedereen (dik, lang, kort, dun) past in hetzelfde pakje, allergie voor wol (kriebelt), polyester (zweten/benauwd)

Slide 15 - Tekstslide

Deelonderwerp 3
3. Een schooluniform zorgt voor verbinding.

Voor: het vergroot het saamhorigheidsgevoel, op excursies ben je het visitekaartje van de school en is iedereen makkelijk te vinden.
Tegen: Saamhorigheid zit 'em niet in uiterlijkheden maar in hoe je met elkaar omgaat.

Slide 16 - Tekstslide

Oplossing?
Voorbeelden:
1. Een verplicht schooluniform kun je aanvullen met persoonlijke accessoires (sneakers, ketting, petje, shawl, schooltas) en je bepaalt je eigen kapsel/make-up.
2. De schoolleiding vragen om een 'uniformloze' dag waarop je je eigen kleding mag dragen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Wie geef jij gelijk?
Helen de Hoop
Ronald Plasterk

Slide 19 - Poll

Een goede discussie kenmerkt zich door:
(schrijf trefwoorden op)

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een discussie en een debat?

Slide 21 - Open vraag

8. Bronnenonderzoek (p. 68-69)
Maken: OB 8 opdr. 2 t/m 5 (p.58-59)
- Zoekend en kritisch lezen
- Zoektermen -> kernbegrippen – synoniemen
- Betrouwbaar -> Wikipedia – kwaliteitskranten- is de auteur deskundig?
- Informatie over dinosaurussen: Blog van hobbyist? Website van een vooraanstaande paleontoloog of de website van Naturalis?
- Commercieel belang, actueel en bijgewerkt? 
- Sneeuwbalmethode -> via hyperlinks en bibliografie (bronvermelding) vind je meer bronnen over hetzelfde onderwerp

Slide 22 - Tekstslide

Betrouwbare bron?
https://www.webdetective.nl/checklist

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

9. Bronvermelding
Maken: OB 9 opdr. 1 t/m 5 (p.62)

- Plagiaat 
- Citeren - 'letterlijk overnemen van de oorspronkelijke tekst'
- Parafraseren - idee van een ander samenvatten in je eigen woorden


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

19. Overtuigen
Maken: OB 19 opdr. 1, 3, 5 t/m 7 (p.94-95)

Retorica = 'kunst van de welsprekendheid'

Argumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen
Tegenargument -> uitspraak die laat zien dat een stelling niet juist is
Weerlegging -> hiermee ontkracht je een tegenargument

Slide 27 - Tekstslide

Feitelijk - waarderend
Feit = controleerbaar (waar of niet waar) - objectief
Mening = waarderend, oordelend - subjectief



Constructief: meningsverschil oplossen door gericht samen te zoeken naar de beste oplossing

Slide 28 - Tekstslide

20. Argumentatiestructuren (p. 104-105)
Maken: OB 20 opdr. 1, 3, 4 (p.98)
Hoe sterker je aangevoerde argument, des te sterker weet jij te overtuigen.
Stelling: Een schooluniform zorgt voor saamhorigheid en harmonie
Argument: Iedereen ziet er hetzelfde uit er is geen verschil tussen rijk en arm.
Subargument: Er wordt minder gepest omdat er geen  aanleiding is: wel/geen merkkleding.
Tegenargument: Saamhorigheid en harmonie op een school krijg je door gedragsregels op te stellen en een goede sfeer op school te creëren. 
Weerlegging: Een schooluniform maakt van een pester geen leuk, lief iemand.
Kennis is kracht: informeer je goed over het onderwerp zodat je feiten kunt beoordelen als waar/onwaar.

Slide 29 - Tekstslide

21. Argumentatieschema’s (p. 106-107)
Maken: OB 21 opdr. 1, 2, 4, 5, 6 , 8 (p.102)

Argumentatie op basis van kenmerken: Onze conciërge kan prima met pubers omgaan, hij is dus de ideale leraar.

Mmm...oké, dus wanneer je goed met pubers kunt omgaan, dan heb je je gespecialiseerd in een bepaald vak en weet je ook hoe je die kennis op de juiste vakdidactische en pedagogische manier kunt overdragen aan leerlingen?

Je velt een oordeel op basis van één eigenschap

Slide 30 - Tekstslide

Argumentatieschema's
Op basis van vergelijking: Als je vindt dat alcohol niet meer in de supermarkt verkocht mag worden, moet dezelfde regel ook gelden voor koffie. Ze zijn beide verslavend. 

Wat weegt hier zwaarder? De overeenkomst (verlavend) of het verschil (iedere dag koffie drinken zorgt niet voor dezelfde geld- en  gezondheidsproblemen voortvloeiend uit dagelijks alcoholgebruik)



Slide 31 - Tekstslide

A3 - verdelen in zes kolommen
Vergelijk jullie teksten en geef al jullie gearceerde zinnen een plek in de tabel:
1. Oorzaken
2. Gevolgen
3. Feiten
4. Alle argumenten
5. Oplossingen
6. Overige, nuttige informatie

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht
Noteer de bronvermelding van jouw drie artikelen volgens de APA-methode in je schrift.

Slide 33 - Tekstslide

Argumentatieschema's
Op basis van causaliteit:  Mijn lessen zijn goed, want leerlingen halen hoge cijfers op hun toetsen. 

Oké... dus leerlingen hoeven dan niet meer zelf te leren of zou het ook kunnen zijn dat de toets te makkelijk was?

Causaal verband: Het één leidt tot het ander. 
Je toont aan wat de oorzaak is en welke gevolgen die heeft. Of je stelt een middel voor omdat het een bepaald doel bereikt.

Slide 34 - Tekstslide