havo3 week 42

Welkom H3D
maandag 12 oktober
  • boektitel + auteur
  • stof toetsweek: in Teams onder bestanden
  • extra aandacht voor samengestelde zinnen (hoofd- en bijzinnen) (grammatica overig)


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom H3D
maandag 12 oktober
  • boektitel + auteur
  • stof toetsweek: in Teams onder bestanden
  • extra aandacht voor samengestelde zinnen (hoofd- en bijzinnen) (grammatica overig)


Slide 1 - Tekstslide

taalfoutje
taal-
voutje
hier moeten we snel bij zijn!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikking

- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.

- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 8 - Tekstslide

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikking voegwoorden

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
Onderschikking voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een bijzin?
  • Je hebt bij een onderschikking te maken met een bijzin.
  • Een bijzin is een zinsdeel in de vorm van een zin. Deze zin heeft een eigen persoonsvorm.

Slide 11 - Tekstslide

Volgorde hoofdzin

-
Persoonsvorm staat vooraan in een zin, naast het onderwerp.
Volgorde bijzin

- Persoonsvorm staat achteraan.
- Persoonsvorm staat niet naast het onderwerp.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

grammatica: zinsdelen

Slide 14 - Tekstslide


Er wordt je regelmatig een vraag ter bevestiging gesteld.
Welk zinsdeel is je?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quizvraag

Leerlingen die goed hun opdrachten maken, werken zorgvuldig aan hun taalvaardigheid.
A
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/wg) | zorgvuldig (lv) | aan hun taalvaardigheid (bwb)
B
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/wg) | zorgvuldig (bwb) | aan hun taalvaardigheid (vzv)
C
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/ng) | zorgvuldig (bwb) | aan hun taalvaardigheid (bwb)
D
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/wg) | zorgvuldig (bwb) | aan hun taalvaardigheid (lv)

Slide 16 - Quizvraag

grammatica woordsoorten

Slide 17 - Tekstslide

Het vermaledijde coronavirus, dat heel wat overlast veroorzaakt, wat langdurige gevolgen zal hebben voor mensen die ondernemer zijn.
Wat is juist?
A
vermaledijde = bijvoeglijk nmw langdurige = bijvoeglijk nmw zal= hulpww, hebben = hulpww.
B
vermaledijde = zelfst. nmw langdurige = zelfst. nmw zal= hulpww, hebben = zelfs. ww.
C
coronavirus = bijvoeglijk nmw gevolgen = bijvoeglijk nmw zal= hulpww, hebben = zelfs. ww.
D
vermaledijde = bijvoeglijk nmw langdurige = bijvoeglijk nmw zal= hulpww, hebben = zelfs. ww.

Slide 18 - Quizvraag

slides hieronder niet voor toetsweek 1!!

Slide 19 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Wat is de bijvoeglijke bepaling in de volgende zin:
Maarten heeft een nieuwe fiets gekregen.

Slide 20 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Wat is de bijvoeglijke bepaling in de volgende zin:
Maarten heeft een nieuwe fiets gekregen.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijke bepaling?

  1. Het geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord;
  2. Het is meestal een eigenschap of een toestand;
  3. Het is meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord;
  4. Het is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (en dus nooit een eigen zinsdeel)

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijke bepaling?

  1. Het geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord;
  2. Het is meestal een eigenschap of een toestand;
  3. Het is meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord;
  4. Het is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (en dus nooit een eigen zinsdeel)
De hele klas luisterde geboeid naar de goede uitleg van de docent.

Mijn lessen deel ik met mijn fantastische leerlingen.

Slide 23 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling als bijzin

Als de bijvoeglijke bepaling een eigen persoonsvorm heeft, noem je het een bijvoeglijke bijzin.

De leerling die daar zit, heeft zijn huiswerk foutloos gemaakt.

Door het coronavirus zag Antoinette haar zoon, die in Amerika woont, maar liefst 6 maanden niet.

Het boek dat daar ligt, is heel populair.

Slide 24 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling als bijzin

Als de bijvoeglijke bepaling een eigen persoonsvorm heeft, noem je het een bijvoeglijke bijzin.

De leerling die daar zit, heeft zijn huiswerk foutloos gemaakt.

Door het coronavirus zag Antoinette haar zoon, die in Amerika woont, maar liefst 6 maanden niet.

Het boek dat daar ligt, is heel populair.
Wat valt op?

Bijvoeglijke bijzin begint in het Nederlands altijd met een betrekkelijk voornaamwoord 
(in tegenstelling tot het Engels: 
The man (that) I saw, is old / The man whose bike was stolen, went to the police)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video