Taalverzorging (bijvoeglijke bijzin)

Blok 3 Schrijven:
Beperkende en uitbreidende bijvoeglijke bijzin

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 Schrijven:
Beperkende en uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg over:
Bijvoeglijke bijzin

Slide 2 - Tekstslide

Je kent en herkent een bijvoeglijke bepaling en je kent en herkent een bijvoeglijke bijzin.



Je kunt het verschil uitleggen tussen een uitbreidende bijvoeglijke bijzin en een beperkende bijvoeglijke bijzin.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van de bijvoeglijke bepaling?

Slide 4 - Woordweb

Bijvoeglijke bepaling
Wat is de bijvoeglijke bepaling in de volgende zin:
Maarten heeft een nieuwe fiets gekregen.

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Wat is de bijvoeglijke bepaling in de volgende zin:
Maarten heeft een nieuwe fiets gekregen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijke bepaling?

  1. Het geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord;
  2. Het is meestal een eigenschap of een toestand;
  3. Het is meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord;
  4. Het is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (en dus nooit een eigen zinsdeel)

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijke bepaling?

  1. Het geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord;
  2. Het is meestal een eigenschap of een toestand;
  3. Het is meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord;
  4. Het is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (en dus nooit een eigen zinsdeel)
De hele klas luisterde geboeid naar de goede uitleg van de docent.

Mijn lessen deel ik met mijn fantastische leerlingen.

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling als bijzin

Als de bijvoeglijke bepaling een eigen persoonsvorm heeft, noem je het een bijvoeglijke bijzin.

De leerling die daar zit, heeft zijn huiswerk foutloos gemaakt.

Door het coronavirus zag Antoinette haar zoon, die in Amerika woont, maar liefst 6 maanden niet.

Het boek dat daar ligt, is heel populair.

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling als bijzin

Als de bijvoeglijke bepaling een eigen persoonsvorm heeft, noem je het een bijvoeglijke bijzin.

De leerling die daar zit, heeft zijn huiswerk foutloos gemaakt.

Door het coronavirus zag Antoinette haar zoon, die in Amerika woont, maar liefst 6 maanden niet.

Het boek dat daar ligt, is heel populair.
Wat valt op?

Bijvoeglijke bijzin begint in het Nederlands altijd met een betrekkelijk voornaamwoord 
(in tegenstelling tot het Engels: 
The man (that) I saw, is old / The man whose bike was stolen, went to the police)

Slide 10 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere onderwerpen, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.


Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 11 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere onderwerpen, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Een deel van de leerlingen werkt actief aan de taalvaardigheid. Andere leerlingen niet.
Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 12 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere onderwerpen, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Een deel van de leerlingen werkt actief aan de taalvaardigheid. Andere leerlingen niet.
Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Je zegt twee dingen over hetzelfde onderwerp / dezelfde onderwerpen.

De leerlingen, die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Slide 13 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere onderwerpen, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Een deel van de leerlingen werkt actief aan de taalvaardigheid. Andere leerlingen niet.
Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Je zegt twee dingen over hetzelfde onderwerp / dezelfde onderwerpen.

De leerlingen, die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Alle leerlingen maken nauwkeurig hun opdrachten en werken zo allemaal actief aan taalvaardigheid.

Slide 14 - Tekstslide

Resumerend
Beperkend: je zegt iets over een deel van een groep. Je maakt de omschrijving nauwkeuriger. Alleen een komma na de bijvoeglijke bijzin.

Uitbreidend: je geeft extra informatie over het kernwoord. Dit is in principe weglaatbaar. Deze bijvoeglijke bijzin staat tussen twee komma's.

Slide 15 - Tekstslide

De actie die een succes werd, wordt volgend jaar herhaald.
A
beperkende bijvoeglijke bijzin
B
uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 16 - Quizvraag

beperkende bijvoeglijke bijzin
uitbreidende bijvoeglijke bijzin
De opdrachten die je nog niet helemaal begrijpt, kun je beter nog een keer herhalen.
Het nummer, dat op Spotify te beluisteren is, is mateloos populair onder jongeren.
De gemeente waarschuwt jongeren die zich niet houden aan de RIVM-maatregelen.
De Nederlandse journalisten die weigerden de verklaring te ondertekenen, mogen de prins niet interviewen.
Tijdens het onweer van gisteren is de eik, die er al twee eeuwen stond, gesneuveld.

Slide 17 - Sleepvraag

Creëer zelf
Kijk aandachtig naar de foto's:
wat zie je? / wat denk je?

Maak twee zinnen:
1) met een uitbreidende bijvoeglijke bijzin
2) met een beperkende bijvoeglijke bijzin

Let op het gebruik van het juiste betrekkelijke voornaamwoord! (die, dat, wat)

Schrijf de zinnen eerst in je schrift. Hierna lever je de zin in via LessonUp

Slide 18 - Tekstslide

Naar aanleiding van de twee genomineerde foto's voor de World Press Photo:
1) een zin met een uitbreidende bijvoeglijke bijzin
2) een zin met een beperkende bijvoeglijke bijzin

Slide 19 - Open vraag

Zelfstandig leren

Lees eerst theorie over het onderwerp
Volg de modulewijzer die aangeeft wat je moet kennen en kunnen.

Verwerk de theorie door te oefenen
Maak de opdrachten uit de modulewijzer en kijk nauwkeurig en kritisch na.

Reflecteren op het leren
Wat heb je geleerd? Wat ging goed en wat moet je nog oefenen?

Slide 20 - Tekstslide

1) Noteer 3 belangrijke onderdelen uit deze les.
2) Geef 2 punten aan die nieuw zijn voor jou (inzichten).
3) Noteer 1 vraag die jij hebt na deze les.

Slide 21 - Woordweb