2KB2

WELKOM
3 Kader
Welkom 2KB2

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom 2KB2

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken
  • Mobiel in de bak.
  • Als de docent praat, luisteren we.
  • Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
  • We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
  • We doen mee in de les.
  • We maken ons huiswerk.

Slide 2 - Tekstslide

Programma van de les 2KB2 13 april
Programma:

  • Aanwezigheid
  • Trappen van vergelijking

Lesdoel:

Ik kan de trappen van vergelijking goed gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Hoofdstuk 5 Taalverzorging

Formuleren: over de trappen van vergelijking en als en dan:
Startopdracht, opdracht1, opdracht 2

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 6 - Tekstslide

De trappen van vergelijking

Taalverzorging - hoofdstuk 5 - klas 2

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen

Je weet wat de trappen van vergelijking zijn.

Je weet wanneer je 'als' en wanneer je 'dan' gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is vergelijken?
Wat doe je eigenlijk als je twee dingen met elkaar vergelijkt?

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijken

Als je twee dingen met elkaar wilt vergelijken, gebruik je vaak de trappen van vergelijking en de woorden als en dan

Slide 10 - Tekstslide

De trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
aardig
aardiger
het aardigst
lekker
lekkerder
het lekkerst
lief
liever
het liefst

Slide 11 - Tekstslide

Oefening
Geef van de volgende woorden aan of deze stellend, vergrotend of overtreffend zijn.
1. mooier                                              6. knapst
2. lang                                                   7. ouder
3. vrolijk                                                8. best
4. grootst                                             9. fijner
5. later                                                   10. klein

Slide 12 - Tekstslide

Noteer alledrie de trappen
Maak de rijtjes compleet, noteer alle drie de trappen.
Bedenk er zelf ook nog een paar bij.
1. mooier                                  6. knapst                        5 minuten
2. lang                                       7. ouder
3. vrolijk                                    8. best
4. grootst                                 9. fijner
5. later                                      10. klein

Slide 13 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Kader: bladzijde 134
      Startopdracht, opdracht 1, 2, 3, 4, 5
  • Basis: Bladzijde  194 
      Startopdracht, opdracht 1, 2, 3, 4, 6 (5 pas als je klaar bent)

  • Klaar?     -Extra opdracht
  • Vragen? Steek je vinger op en ik kom bij je!

Slide 14 - Tekstslide

De eindquiz
Lesdoelen:
-Je weet wat de trappen van vergelijking zijn.
-Je weet wanneer je 'als' en wanneer je 'dan' gebruikt.

Door middel van de quiz kijken we of je deze doelen hebt gehaald! 

Slide 15 - Tekstslide

1. Welke drie trappen van vergelijking zijn er? (hoe heten ze?)

Slide 16 - Open vraag

2. Bij welke trap gebruik je 'dan'?
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 17 - Quizvraag

3. Welke trap is 'kleinst'?
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 18 - Quizvraag

4. Welke trap is 'mooi'?
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 19 - Quizvraag

5. Wat moet er op de puntjes?
Een olifant is groter .... een mug
A
Als
B
Dan

Slide 20 - Quizvraag

6. Wat moet er op de puntjes?
Ik ben net zo goed .... jij in Nederlands
A
Als
B
Dan

Slide 21 - Quizvraag

7. Vliegen in de toekomst wordt een stuk (relaxt) (als/dan) nu.

Slide 22 - Open vraag

8. In je luie stoel heb je straks het (mooi) uitzicht, want de vliegtuigen krijgen een panoramadak.

Slide 23 - Open vraag

9. De vliegtuigen worden (sterk) en (licht) (als/dan) die van tegenwoordig.

Slide 24 - Open vraag

10. Vliegen wordt ook (milieubewust).

Slide 25 - Open vraag

Hoe goed snap je de trappen van vergelijking? Geef jezelf een cijfer tussen 1 en 10.

Slide 26 - Open vraag

Wil je nog extra oefenen met de trappen van vergelijking en 'als" en 'dan'?
A
Ja
B
Neutraal
C
Nee

Slide 27 - Quizvraag