IA2O 6 januari

Wat gaan we vandaag doen?
- Regels doornemen
- Kennismaken
- Dictee
- TaalCompleet 2.2 bespreken en 2.3 maken. 
- KNM tekst 1.3 lezen en de opdrachten maken.
- Afronden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- Regels doornemen
- Kennismaken
- Dictee
- TaalCompleet 2.2 bespreken en 2.3 maken. 
- KNM tekst 1.3 lezen en de opdrachten maken.
- Afronden

Slide 1 - Tekstslide

Regels
  • De les duurt 3 uur. Om 14.15 uur is er een pauze. Van 14.30 uur tot 15.00 uur werk je zelf zonder laptop. Om 15.00 uur ben je weer terug in de online les. 
  • Camera's aan, maar microfoon/geluid uit. Dat mag even aan als ik je iets vraag. Zet het geluid daarna weer uit. 
  • Vragen mag je typen in de chat. Je kan ook je hand opsteken met het handje in  de balk. 

Slide 2 - Tekstslide

Kennismaken. Vertel over jezelf:

  1. - Wat is je naam?
  2. - Waar kom je vandaan?
  3. - Waar woon je nu?
  4. - Ben je getrouwd?
  5. - Wat doe je graag in het weekend?
  6. - Welk eten vind je het lekkerst? 

Slide 3 - Tekstslide

1. Duitsland is groter dan Nederland.
2. Maar Rusland is het grootst.
3. In China worden de mensen het
 oudst. 
4. Jola past graag op kinderen.
5. Maar Theo past het liefst op dieren.

6. Dit diertje is het kleinst. 
7. Het eet ook het minst.
8. Het leeft het liefst in het water.
9. Dit team is het best.
10. Zij trainen het hardst.

Slide 4 - Tekstslide

Ik sport graag. Ik houd van voetbal, maar ik houd ....... (veel) van tennis.
A
het veelst
B
het liefst
C
het best
D
het meest

Slide 5 - Quizvraag

Normaal train ik drie keer per week. Nu train ik ... (vaak) dan normaal, wel vijf keer per week.
A
het vaakst
B
meer
C
het meest
D
vaker

Slide 6 - Quizvraag

Ik fiets ... (snel) dan de meeste mensen.
A
snel
B
het snelst
C
sneller
D
beter

Slide 7 - Quizvraag

Ik fiets steeds ... (ver).
A
verder
B
ver
C
het verst
D
verrer

Slide 8 - Quizvraag

Ik vind winnen ... (belangrijk) dan meedoen.
A
belangrijk
B
belangrijker
C
het belangrijkst

Slide 9 - Quizvraag

Ik ga winnen, want ik fiets ... (goed).
A
goeder
B
het best
C
het goedst
D
beter

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht 22. Je moet vragen maken bij een tekst. Wat doe jij het eerst? Typ je antwoord.

Slide 11 - Open vraag

Maak zinnen. Bijvoorbeeld: Mijn pen is mooier dan jouw pen. Maar de pen  van Julia is het mooist. 

Slide 12 - Tekstslide

Pauze en zelf werken tot 15 uur
  • TaalCompleet: Maak opdracht 23, 25, 27
  • KNM: Lees tekst 1.3. Zet een streep onder de moeilijke woorden. Zoek op wat die woorden betekenen. Bedenk 3 vragen bij de tekst. Denk na over de vragen bij opdracht 6.

Slide 13 - Tekstslide

Welke woorden ken je die met water te maken hebben?

Slide 14 - Woordweb

We kijken naar een video. Geef antwoord op de vragen
  1. Hoe lang heeft de bouw van de Deltawerken geduurd?
  2. Wanneer gebeurde de watersnoodramp in Zeeland? 
  3. Waarom zijn de Deltawerken gebouwd? 

Slide 15 - Tekstslide

Welk woord heb je vandaag geleerd?

Slide 16 - Open vraag

Huiswerk voor morgen
TaalCompleet 2.4: Maak opdracht 
29, 30, 31, 33, 34, 35

Slide 17 - Tekstslide