Stel dat jij en je ouders behoefte hebben aan: een huis met zes slaapkamers
Is dat dan een primaire behoefte of een secundaire behoefte? Leg je antwoord uit.
Slide 21 - Open vraag
Stel dat jij, 4 broers/zussen en je ouders behoefte hebben aan: een huis met zes slaapkamers
Is dat dan een primaire behoefte of een secundaire behoefte? Leg je antwoord uit.
Slide 22 - Open vraag
Je inkomen is € 1.450 per maand. Daarvan geef je aan primaire behoeften 67% uit, aan secundaire behoeften 24% en je spaart 9%. Bereken van beide groepen uitgaven en van je spaargeld welk bedrag je eraan besteedt.
Slide 23 - Open vraag
Heb jijzelf de afgelopen weken geld uitgegeven aan lets wat noodzakelijk is om in leven te blijven? En je ouders? Geef in beide gevallen een toelichting op je antwoord.
Slide 24 - Open vraag
Verklaar hoe het komt dat thuiswonende jongeren een groter deel van hun budget besteden aan secundaire behoeften dan hun ouders.
Slide 25 - Open vraag
prioriteiten stellen
Taalsteun
Schaarste:
Het is niet oneindig, het raakt op.
Bijvoorbeeld:
Er is een hoeveelheid brood dat de bakker heeft.
Belangrijkste middelen:
1. Tijd
2. Geld
Slide 26 - Tekstslide
Vrije goederen
Zeewater, zonlicht en wind zijn vrije goederen.
Dat betekent dat ze vrij beschikbaar zijn en dat er geen middelen ingezet hoeven te worden om ze te verkrijgen.
Je hoeft er dus niet voor te betalen.
Zelfvoorziening
Zelfvoorziening betekent dat je in je behoefte aan goederen of diensten voorziet zonder die te kopen.
Als je bijvoorbeeld zelf een taart bakt in plaats van er een te kopen, doe je aan zelfvoorziening
Moestuin
Een moestuin is een tuin waar mensen hun eigen groenten kunnen verbouwen.
Goederen
Goederen zijn die je kan kopen zoals een voetbal of een powerbank. Goederen hoef je niet altijd vast te kunnen houden.
Een ander woord voor goederen is producten.
Slide 27 - Tekstslide
Je ouders geven aan elektriciteit € 685 per jaar uit. Als ze op hun dak zonnepanelen hebben, besparen ze 92% op elektriciteit. Bereken welk bedrag ze per jaar besparen op elektriciteit. Leg ook uit dat je met zonnepanelen aan zelfvoorziening doet.
Slide 28 - Open vraag
Middelen
Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig.
De belangrijkste middelen zijn geld en tijd.
Bijvoorbeeld: Je hebt tijd en geld nodig om fit te worden op de voetbalclub
Schaars
We hebben heel veel behoeften, maar onze middelen zijn beperkt.
In de economie noem je dat schaarste.
Iets is schaars als er niet vanzelf, zonder inspanningen, voldoende van is om alle behoeften te vervullen.
Slide 29 - Tekstslide
Welvaart Welvaart is de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien. Je welvaart neemt vooral toe als je inkomen stijgt, want dan kun je meer kopen om in je behoeften te voorzien.
Dus hoe meer jij je behoeften kunt voorzien (je kan dus lekker eten en je kan op vakantie als je dat wilt), hoe meer welvaart jij hebt!
Geef een voorbeeld hoe je die middelen kunt gebruiken om een middagje te relaxen.
Slide 31 - Open vraag
Je hebt € 25 te besteden. Je wilt graag samen met een vriend(in) uit eten en naar de bioscoop, maar je moet eerst je fiets laten repareren en je wilt ook nog een nieuwe computergame. Leg uit hoe bij jouw wensen schaarste een rol speelt.
Slide 32 - Open vraag
In plaats van fossiele energiebronnen, zoals steenkool, aardolie en aardgas, gebruiken mensen steeds meer alternatieve energie, zoals zonne- en windenergie. Zijn zonne- en windenergie schaars? Verklaar je antwoord.
Slide 33 - Open vraag
Waardoor kan je welvaart toenemen? Noem drie mogelijkheden.