Eiwitsynthese (oefeningen)

Oefenen
Los de vragen op de volgende slides op.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefenen
Los de vragen op de volgende slides op.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Een anticodon is een basentriplet
A
in DNA mRNA en tRNA
B
alleen in tRNA
C
alleen in mRNA
D
alleen in DNA

Slide 3 - Quizvraag

In een cel komen 3 types van RNA voor: mRNA, tRNA, rRNA (ribosomaal = onderdeel van het ribosoom). Welke uitspraak is juist?
A
Alleen mRNA wordt gesynthetiseerd door transcriptie
B
Alleen mRNA en tRNA komen tot stand via transcriptie
C
Alle RNA types spelen een rol bij transcriptie
D
De 3 types RNA worden aangemaakt via transcriptie

Slide 4 - Quizvraag

Hoe verandert de aminozuur sequentie als bij volgend mRNA: UAUCUAUCUAUC
a) De tweede base A vervangen wordt door een base U?
b) De tweede base C wordt vervangen door een base G?
Tip: klik op de afbeelding om hem te vergroten.

Slide 5 - Open vraag

Een tRNA-molecule heeft als anticodon AUG. Welke basesequentie in het DNA codeert voor het aminozuur dat door tRNA wordt aangebracht?
A
UAC
B
TAG
C
ATG
D
TTC

Slide 6 - Quizvraag

Ook al zijn er voldoende noodzakelijke moleculen, het translatie proces zal stoppen omdat:
A
Er een losmakingsfactor bindt op het ribosoom
B
De opbouw van de polypetide stilvalt
C
Een polypeptide zich opvouwt tot een proteïne
D
Er een stopcodon voorkomt op het mRNA

Slide 7 - Quizvraag

Zet de zinnen over translatie op de volgende slide in de juiste volgorde. Dit doe je door de zinnen te verslepen naar het overeenkomstig getal. 

Slide 8 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
mRNa hecht zich aan kleine subeenheid
Ribosoom verplaatst zich over mRNA
Juist AZ hecht aan juist tRNA
Polypeptide vouwt tot een afgewerkt proteïne
tRNA bind aan startcodon op mRNA
AZ wordt geactiveerd

Slide 9 - Sleepvraag

Bij een patiënt met een getransplanteerde nier gaan de proteïnen van de niercellen na enige tijd ten gronden. Deze worden snel door andere vervangen. Volgens welke DNA-code worden deze vervangen?
A
Volgens die van de patiënt (= acceptor)
B
Volgens die van de donor

Slide 10 - Quizvraag

Het tabaksmozaïekvirus (TMV) infecteert de bladeren van tabaksplanten en veroorzaakt een mozaïek van vergeelde vlekken. De ziekte vermindert de opbrengst van de tabaksplanten.
Het genoom van TMV bestaat uit een RNA-streng van +- 6000 nucleotiden, omgeven door een mantel (capside) van 2150 identieke proteïne moleculen, die elk uit 158 aminozuren bestaan.
De vermenigvuldiging van TMV gebeurt in de cellen van de plant.

a) Verloopt de synthese van de TMV-proteïnen ook in 2 stappen (translatie en transcriptie)?

Slide 11 - Open vraag

Het genoom van TMV bestaat uit een RNA-streng van +- 6000 nucleotiden, omgeven door een mantel (capside) van 2150 identieke proteïne moleculen, die elk uit 158 aminozuren bestaan.
De vermenigvuldiging van TMV gebeurt in de cellen van de plant.

b) Hoeveel nucleotiden van het RNA-genoom van TMV zijn codeletters voor de opbouw van capsideproteïnen (start en stop codons niet meegetelt)?

Slide 12 - Open vraag

Het genoom van TMV bestaat uit een RNA-streng van +- 6000 nucleotiden, omgeven door een mantel (capside) van 2150 identieke proteïne moleculen, die elk uit 158 aminozuren bestaan.
De vermenigvuldiging van TMV gebeurt in de cellen van de plant.

c) Een deel van het RNA-genoom codeert voor enzymen die een rol spelen bij het binnendringen in de cellen van de tabaksplant. Hoeveel nucleotiden kunnen dat zijn? Leg uit.

Slide 13 - Open vraag

In de gentechnologie brengt men genen van het ene organisme in het andere. De overgebrachte genen komen er ook tot expressie omdat nagenoeg alle organismen dezelfde genetische code gebruiken. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

1 gen verschillende polypetiden
Eén gen kan verschillende proteïnen vormen door:
  • Alternatieve splicing van pre-mRNA 
  • Meerdere startplaatsen voor transcriptie van één gen 
  • Modificatie van proteïnen na translatie 

-> Informatiedichtheid van DNA wordt vergroot

Slide 15 - Tekstslide

Alternatieve splicing van pre-mRNA
Door variatie in splicing proces:
Verschillende rijpe mRNA’s geven verschillende polypeptide-ketens. 

Slide 16 - Tekstslide

Meerdere startplaatsen voor transcriptie van één gen
Variatie startplaats transcriptie:

1 gen 
🡻
mRNA’s van verschillende lengte
🡻
polypeptiden van verschillende lengte,
structuur en functie

Slide 17 - Tekstslide

Modificatie van proteïnen na translatie
 
1 gen kan verschillende eiwitproducten opleveren:
Proteïnen enzymatisch wijzigen na translatie:
- aanhechten korte sacharidenketens (in ER en golgiapparaat)
- aanhechten fosfaatgroep (in elk celcompartiment)
is een   
schakelaar voor (in-)activeren
van een proteïne
- Aangemaakte polypeptide-ketens kunnen worden doorgeknipt

Slide 18 - Tekstslide