strux 1 omgaan met klanten les 1

omgaan met klanten 
STRUX  deel  1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

omgaan met klanten 
STRUX  deel  1

Slide 1 - Tekstslide

omgaan met klanten

Slide 2 - Woordweb

Na deze les:
  1. weet je wie je klant is
  2. werk je service gericht  (je helpt iemand)
  3. ga je op een goede manier met mensen om 

Slide 3 - Tekstslide

KLANT
  • Als jij ergens werkt heb jij contact met mensen.
  • Deze mensen worden dan jouw klant.
  • Ze willen door jou geholpen worden.
  • cliënt - klant - gast - bezoeker - zorgvrager 

Slide 4 - Tekstslide

een bewoner van een zorginstelling is een ...........................
A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 5 - Quizvraag

iemand die naar de kapper gaat
is een ................................
A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 6 - Quizvraag

een meneer die gaat eten
in het restaurant is een ..................
A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 7 - Quizvraag

Jij gaat naar de open dag van het ROC, jij bent een ...............................

A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 8 - Quizvraag

Deze mevrouw is een ......................

Slide 9 - Open vraag

De meneer die aan tafel zit, is een ...........

Slide 10 - Open vraag

service gericht handelen
  • de klant helpen
  • zorgen dat de klant tevreden is

  • de klant kan jou iets vragen,  jij helpt de klant

Slide 11 - Tekstslide

interne klanten:

jouw collega's,
zij werken in het bedrijf

externe klanten:

mensen die niet in het bedrijf werken

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt iemand op 2 manieren helpen:
  • Je geeft een product (bijvoorbeeld:  kleding of eten)


  • Je verleent een dienst   (je helpt iemand bijvoorbeeld met auto wassen, je helpt een oude mevrouw met aankleden )

Slide 13 - Tekstslide

Je geeft iemand een bos bloemen.
A
een product
B
een dienst

Slide 14 - Quizvraag

Je maakt het kantoor schoon.
A
een product
B
een dienst

Slide 15 - Quizvraag

service gericht handelen: 
  • je bent vriendelijk 
  • je bent beleefd   ("u" zeggen)
  • je kijkt de klant aan (oogcontact, observeren)
  • je luistert goed naar de klant
  • je geeft niet jouw eigen mening 

Slide 16 - Tekstslide

Je gaat nu aan het werk:
onderstreep op blz. 3:
  • de andere woorden voor klant (4 )
  • Wat wil een klant van jou?  onderstreep deze woorden (4)


  • Maak opdracht:    1  - 2 - 3  - 5 - 6 - 8 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video