Les 1_ H.1 Gramm.zinsdelen_3vwo

vandaag
  We gaan weer aftellen...
        ...countdown to the end 
of the lockdown!
Vandaag:
  • planner
  • Boek 2
  • GPW2
  • Hoofdstuk 1 Grammatica
          WELKOM TERUG
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

vandaag
  We gaan weer aftellen...
        ...countdown to the end 
of the lockdown!
Vandaag:
  • planner
  • Boek 2
  • GPW2
  • Hoofdstuk 1 Grammatica
          WELKOM TERUG

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
boek 2

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Over enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:
Rico (ow) heeft een krantenwijk.

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin:
{hoofdzin Rico (ow) heeft een krantenwijk}, want {hoofdzin hij (ow) spaart voor een brommer}.
{(bijzin Omdat Rico (ow) voor een brommer spaart), hoofdzin heeft hij (ow) een krantenwijk}.

Slide 4 - Tekstslide

hoofdzin 
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.

De persoonsvorm staat voor in de zin: op de eerste of tweede plaats.
bijzin
Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje ‘niet’).


De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin, is de bijzin onderdeel (nl. een zinsdeel) van de hoofdzin. De meest voorkomende zinsdeelzinnen zijn: onderwerpszin (ow-zin), lijdendvoorwerpszin (lv-zin), meewerkendvoorwerpszin (mv-zin) en bijwoordelijkebepalingszin (bwb-zin), deze laatste wordt meestal bijwoordelijke bijzin genoemd.
In een zinsdeelzin staat altijd een persoonsvorm:
– De winnaar van de quiz (onderwerp) ontvangt een prijs.
– {(onderwerpszin Wie de quiz wint), ontvangt een prijs hz}.

Slide 6 - Tekstslide

Benoem de bijzin: "Hebben jullie gelezen (wat de krant over de aanslag schreef)?"
A
ow-zin
B
lv-zin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 7 - Quizvraag

Benoem de bijzin: "(Wie hem helpt bij het opknappen van zijn tuin), geeft hij een stekje."
A
ow-zin
B
lv-zin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 8 - Quizvraag

Benoem de bijzin: "Ik neem mijn paraplu mee, (omdat het vanmiddag gaat regenen)."
A
ow-zin
B
lv-zin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 9 - Quizvraag

Benoem de bijzin: "(Nadat de film is afgelopen), gaan we nog wat drinken."
A
ow-zin
B
lv-zin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 10 - Quizvraag

Benoem de bijzin: "(Wie niet van andijvie houdt), krijgt appelmoes."
A
ow-zin
B
lv-zin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak van hoofdstuk 1. Grammatica zinsdelen
opdracht 3, blz. 30 en 31 in je boek 

Huiswerk voor woensdag, succes!

Slide 12 - Tekstslide