Aan het einde van deze week kun je:
kun je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin benoemen;
kun je de persoonsvorm, het hele werkwoord en/of het voltooid deelwoord herkennen en benoemen;
kun je de zelfstandige naamwoorden en de lidwoorden in een zin benoemen;
kun je de bijvoeglijke naamwoorden in een zin herkennen en benoemen;