T3 - Grammatica Zinsdelen

Grammatica
Zinsdelen
Niet behandeld?

Herhaling
Aan de slag
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 59 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Zinsdelen
Niet behandeld?

Herhaling
Aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Noem twee manieren.

Slide 2 - Open vraag

Let op!
Als een zin begint met een vraagwoord dan is dat woord GEEN
persoonsvorm!
Tip
Gebruik ALTIJD de tijdproef!
- Waarom ga je naar de dokter?
- Hoe laat gaat de trein?
- Waarom heb jij je winterjas al aan?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Saar vertelde ons enthousiast over de vakantie naar Zeeland.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Dit jaar zullen de vertraagde treinen weer volgens de gangbare dienstregeling rijden
A
gangbare
B
vertraagde
C
zullen
D
rijden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Waarom maak je jouw huiswerk niet tijdens de les?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Door een val van de trap heeft Anke haar voet bezeerd.

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 8 - Quizvraag

Door een val van de trap heeft Anke haar voet bezeerd.
  1. Anke | heeft | door een val van de trap haar voet bezeerd.
  2. Door een val van de trap | heeft | Anke haar voet bezeerd.
  3. Haar voet | heeft | Anke door een val van de trap bezeerd.
  4. Anke | heeft | door een val van de trap | haar voet | bezeerd. 
5

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het WG in de zin?

De jongens hebben hun strafwerk tijdens het laatste uur moeten maken.
A
moeten maken
B
hebben maken
C
hebben moeten maken
D
hebben moeten

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in de zin?

Tijdens de online les viel de verbinding steeds weg.


A
Tijdens de online les
B
viel
C
viel weg
D
viel tijdens de online les weg

Slide 11 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde (WG)
  • De persoonsvorm + de overige werkwoorden
  • Bij scheidbare werkwoorden hoort het scheidbare deel er ook bij.
Ik keek mijn antwoorden na.
WG = kijk NA  -> NAkijken

Slide 12 - Tekstslide

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp in de zin te vinden?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Johan en Aniek hebben gisteren een nieuwe auto gekocht in de stad.

A
Johan
B
Johan en Aniek
C
een nieuwe auto
D
in de stad

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

Ga weg!

Slide 15 - Open vraag

Gebiedende wijs
In de gebiedende wijs staat NOOIT een onderwerp!
- Kom hier!
- Ga weg!
- Loop naar de maan!

Slide 16 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Lisa heeft met haar moeder een nieuwe broek gekocht in de stad.
A
Lisa
B
haar moeder
C
met haar moeder
D
een nieuwe broek

Slide 18 - Quizvraag

4

Slide 19 - Video

00:20
Wat is het WG?

Het meisje vertelt aan haar vriendin een geheim.

Slide 20 - Open vraag

00:29
Wat is het onderwerp?
Het meisje vertelt aan haar vriendin een geheim.
A
Het meisje
B
vertelt
C
aan haar vriendin
D
een geheim

Slide 21 - Quizvraag

00:42
Het meisje vertelt aan haar vriendin een geheim.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Het meisje
B
haar vriendin
C
aan haar vriendin
D
een geheim

Slide 22 - Quizvraag

01:06
Welke vraag moet je stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 23 - Open vraag

Meewerkend voorwerp
Stel de vraag:
AAN / VOOR wie + lv + o + wg
De jongen heeft een prachtige roos voor zijn vriendin gekocht.                        


pv
ww dat verandert van tijd
heeft
wg
PV + rest van de ww
heeft gekocht
o
wie / wat + wg 
De jongen
lv
wat / wie + wg + o
een prachtige roos
mv
aan / voor wie + wg + o + lv
voor zijn vriendin
LET OP
AAN / VOOR
kun je weglaten 
of toevoegen  

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het mv in deze zin?

Johan heeft zijn moeder een leuk boek gegeven voor haar verjaardag.
A
Johan
B
zijn moeder
C
een leuk boek
D
voor haar verjaardag

Slide 25 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?

Aan mijn beste vriend heb ik een cadeaubon gegeven.
A
mijn beste vriend = mv
B
een cadeaubon = lv
C
aan mij beste vriend = lv
D
ik = lv

Slide 26 - Quizvraag

Aan mijn beste vriend heb ik vorige week een 
cadeaubon gegeven.
  1. pv = heb
  2. wg = heb gegeven
  3. o = ik
  4. lv = een cadeaubon
  5. mv = aan mijn beste vriend
vorige week
Bijwoordelijke bepaling
Waar, wanneer, hoe, waarmee...enz.
Alles wat je overhoudt na het ontleden van de hele zin!
Er kunnen meerdere bwb's in een zin staan. 

Slide 27 - Tekstslide

Vind je het nog lastig?
     Studiewijzer Nederlands
  • Kijk naar de uitlegvideo 
  • Oefen met grammatica 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Bladzijde 28 
Opdracht 4
- Schrijf de zin over
- Verdeel in zinsdelen 
- Geef alle zinsdelen een naam

Opdracht 5
- noteer alle mv's

Slide 30 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands

Slide 31 - Tekstslide

Lekker Lezen

Slide 32 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lezen in 3PAK
  • Grammatica - zinsdelen - opdrachten maken
  • Start nieuw hoofdstuk 

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 4 maken
Schrijf de zinnen over en zet strepen
Geef daarna de antwoorden
In stilte!

Slide 34 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 4
  • Teun gaf weer drie kattensnoepjes aan de poes
  • PV = gaf
  • WG = gaf
  • O = Teun
  • LV = drie kattensnoepjes
  • MV = aan de poes
  • BWB = weer

Slide 35 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 4
  • Morgen gaan Fred en Olav misschien naar de HGP.
  • PV = gaan
  • WG = gaan
  • O = Fred en Olav
  • LV = x
  • MV = x
  • BWB = morgen / misschien / naar de HGP

Slide 36 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 4
  • Kom hier!
  • PV = kom
  • WG = kom
  • O = x
  • LV = x
  • MV = x
  • BWB = hier

Slide 37 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 4
  • Met wie gaat Roxy zaterdagavond toch tennissen?
  • PV = gaat
  • WG = gaat tennissen
  • O = Roxy
  • LV = x
  • MV = x
  • BWB = met wie / toch

Slide 38 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 4
  • De EHBO'er prikte tijdens de wandelvierdaagse honderden blaren door. 
  • PV = prikte
  • WG = prikte door
  • O = De EHBO'er
  • LV = honderden baren
  • MV = x
  • BWB = tijdens de wandelvierdaagse

Slide 39 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 4
  • Roer de eieren door het beslag!
  • PV = roer
  • WG = roer
  • O = x
  • LV = de eieren
  • MV = x
  • BWB = door het beslag

Slide 40 - Tekstslide

Antwoorden TEST


Kijk je antwoorden van de test online na.
In Magister vind je de antwoorden van hoofdstuk 1 in de ELO

Slide 41 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lezen in 3PAK
  • Klaar met het eerste verhaal?
  • Start met het volgende verhaal.
  • Grammatica zinsdelen - nakijken

Slide 42 - Tekstslide