Grammatica zinsdelen - hoofdstuk 5

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Terugblik op de grammatica
  • Herhaling grammatica
  • Korte uitleg 
  • Actief aan de slag met opdr. grammatica

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
pv       = persoonsvorm
gez     = gezegde
ond    = onderwerp
lv         = lijdend voorwerp
mv      = gezegde

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Noem twee manieren.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Saar vertelde ons enthousiast over de vakantie naar Zeeland.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Dit jaar zullen de vertraagde treinen weer volgens de gangbare dienstregeling rijden
A
gangbare
B
vertraagde
C
zullen
D
rijden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Waarom maak je jouw huiswerk niet tijdens de les?

Slide 7 - Open vraag

Door een val van de trap heeft Anke haar voet bezeerd.

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 8 - Quizvraag

Door een val van de trap heeft Anke haar voet bezeerd.
  1. Anke | heeft | door een val van de trap haar voet bezeerd.
  2. Door een val van de trap | heeft | Anke haar voet bezeerd.
  3. Haar voet | heeft | Anke door een val van de trap bezeerd.
  4. Anke | heeft | door een val van de trap | haar voet | bezeerd. 
5

Slide 9 - Tekstslide

Vorige       week       heeft       Marieke       aan       haar      moeder       een      mooi      cadeau         gegeven.
Verdeel de zin in zinsdelen door op de juiste plekken een zinsdeelstreep te slepen.

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is het WG in de zin?

De jongens hebben hun strafwerk tijdens het laatste uur moeten maken.
A
moeten maken
B
hebben maken
C
hebben moeten maken
D
hebben moeten

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in de zin?

Tijdens de online les viel de verbinding steeds weg.


A
Tijdens de online les
B
viel
C
viel weg
D
viel tijdens de online les weg

Slide 12 - Quizvraag

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp in de zin te vinden?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Johan en Aniek hebben gisteren een nieuwe auto gekocht in de stad.

A
Johan
B
Johan en Aniek
C
een nieuwe auto
D
in de stad

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Lisa heeft met haar moeder een nieuwe broek gekocht in de stad.
A
Lisa
B
haar moeder
C
met haar moeder
D
een nieuwe broek

Slide 16 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp
Stel de vraag:
AAN / VOOR wie + lv + o + wg
De jongen heeft een prachtige roos voor zijn vriendin gekocht.                        


pv
ww dat verandert van tijd
heeft
wg
PV + rest van de ww
heeft gekocht
o
wie / wat + wg 
De jongen
lv
wat / wie + wg + o
een prachtige roos
mv
aan / voor wie + wg + o + lv
voor zijn vriendin
LET OP
AAN / VOOR
kun je weglaten 
of toevoegen  

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het mv in deze zin?

Johan heeft zijn moeder een leuk boek gegeven voor haar verjaardag.
A
Johan
B
zijn moeder
C
een leuk boek
D
voor haar verjaardag

Slide 18 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling
in het gras
met mijn fiets
door mijn opa
naar de kermis
uit school
van mijn zus
Alles wat je overhoudt als je de zin VOLLEDIG hebt ontleed!

Slide 19 - Tekstslide

Aan mijn beste vriendin heb ik vorige week een 
cadeaubon gegeven.
  1. pv = heb
  2. wg = heb gegeven
  3. o = ik
  4. lv = een cadeaubon
  5. mv = aan mijn beste vriendin
vorige week
Bijwoordelijke bepaling
Waar, wanneer, hoe, waarmee...enz.
Alles wat je overhoudt na het ontleden van de hele zin!
Er kunnen meerdere bwb's in een zin staan. 

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Terugblik op de grammatica
  • Herhaling grammatica
  • Extra uitleg op maat
  • Aan de slag met de lesstof

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Bijwoordelijke
bepaling

Slide 25 - Woordweb

Aan mijn moeder  heb ik vorige week een 
cadeaubon gegeven.
  1. pv = 
  2. wg = 
  3. o = 
  4. lv = 
  5. mv = 
vorige week
Bijwoordelijke bepaling
Waar, wanneer, hoe, waarmee...enz.
Alles wat je overhoudt na het ontleden van de hele zin!
Er kunnen meerdere bwb's in een zin staan. 
  • heb
  • heb gegeven
  • ik
  • een cadeaubon
  • aan mijn moeder

Slide 26 - Tekstslide

  • pv = heb
  • wg = heb gekocht
  • o = ik
  • lv = een ijsje
  • mv = X
  • bwb1 = gisteren
  • bwb2 = samen met mijn beste vriendin
  • bwb 3 = in de stad

Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig
aan het werk
Opdracht 1 t/m 10 maken!

Extra uitleg?
Kijk mee naar het filmpje 

Kom je er niet uit? 
Stel vragen

Leerroute staat aan!
Iedereen maakt op eigen niveau.
Controle op antwoorden.
Niet goed  =  extra uitlegles OF opnieuw

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Terugblik op de grammatica
  • Samen online nakijken
  • Herstellen van je fouten
  • Aan de slag met de lesstof

Slide 30 - Tekstslide

Als het gaat om de grammatica van de zinsdelen dan
Snap ik dat heel erg goed
Vind ik dat meestal wel makkelijk
Vind ik dat nog best heel lastig
Grammatica zinsdelen? Huh? Wat is dat?

Slide 31 - Poll

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?

Gisteren heeft Loïs voor haar kat een nieuwe mand gekocht bij de dierenwinkel.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 32 - Quizvraag

In deze zin staat een meewerkend voorwerp.

Jip heeft zijn jas aan de kapstok gehangen.
A
ja, aan de kapstok
B
nee, X
C
ja, Jip
D
ja, zijn jas

Slide 33 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

Slide 34 - Tekstslide

Als het gaat om een BWB;
welke vragen kun je stellen?

Slide 35 - Woordweb

Alle andere vragen dan

WIE
  &
WAT

Slide 36 - Tekstslide

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan in de onderstaande zin?

Vorige week heb ik op de hoek van de straat een lantaarnpaal beschadigd tijdens mijn scooterritje.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 37 - Quizvraag

Vorige week heb ik op de hoek van de straat een lantaarnpaal beschadigd tijdens mijn scooterritje
Wanneer?
Waar?

Slide 38 - Tekstslide

Op mijn laptop heb ik pas geleden een kopje koffie laten vallen.
A
1 bwb
B
2 bwb
C
3 bwb
D
geen bwb

Slide 39 - Quizvraag


Na schooltijd ben ik met mijn tas in de hand naar het station gefietst.
A
1 bwb
B
2 bwb
C
3 bwb
D
4 bwb

Slide 40 - Quizvraag

Voeg zelf 2 bwb's toe aan de onderstaande zin.

Ik heb een boek gekocht voor mijn moeder.

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide