week 44


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Slide 1 - Tekstslide

Today
Herhaling may, might, be allowed to
Herhaling short yes / no answers

The future tenses

Maken 24 & 25 
opdracht 23 

Slide 2 - Tekstslide

May, might, be allowed to

Deze drie werkwoorden noemen we hulpwerkwoorden. Ze staan altijd met een hoofdwerkwoord in een zin.


May I go out tonight?

Slide 3 - Tekstslide

May / Might

betekenis:

may = mogen

might = zou mogen


Om toestemming vragen en deze geven.


Daarna volgt het hele werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

May / might

May I go out tonight?

Might I borrow your pen, please?


You may go out tonight.
You may not borrow my pen. I am using it now.


** might kun je niet gebruiken om toestemming te geven.**

Slide 5 - Tekstslide

Be allowed to

Je gebruikt 'to be allowed to'  om te zeggen dat

iets (niet) is toegestaan volgens de regels.


Denk aan regels op school, wetten etc.

Slide 6 - Tekstslide

Be allowed to

You are allowed to use a calculator during the test.
You're allowed to use..

Am I allowed to drive a car at 15?

They are not allowed to take pictures in here.

Slide 7 - Tekstslide

I ……… go out with my friends late only at weekends.
A
may
B
might
C
am allowed to

Slide 8 - Quizvraag

I'm sorry Madam, but you
……... walk on the grass
A
may not
B
might not
C
aren't allowed to

Slide 9 - Quizvraag

We …..use the car today, father said.
A
may
B
might
C
are allowed to

Slide 10 - Quizvraag

Sir, ….. ask you a question, please?
A
may I
B
might I
C
am I allowed to

Slide 11 - Quizvraag

Answer with the short yes/no answer

Have you been to Portugal last year? (NEE)

Slide 12 - Tekstslide

short yes / no answer
Are you good at mathematics? (JA)

Slide 13 - Tekstslide

Verschillende vormen van de toekomstige tijd ( blz 15) 
'The Future"

 I will ( play)
 I am going to ( play)
I am (playing)
I (play) 

Slide 14 - Tekstslide

Will
Je gebruikt will + hele werkwoord als: 
- iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is. 
- iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat op dat moment aangeeft. 
 
- Marly: "Let's go on holiday with a nice group of friends!" 
- Patrick: "What a good plan! We will invite our dear friends to come with us!" 
--> Patrick geeft het op dit moment aan --> will + hele werkwoord 
 
- I think that the weather will be fantastic tomorrow 
- Perhaps the sun will shine tomorrow. 
--> Er is geen bewijs --> will + hele werkwoord

Slide 15 - Tekstslide

To be going to
Je gebruikt to be going to + hele werkwoord als: 
- iemand een voorspelling doet en er bewijs is. 
- iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat al vaststaat / eerder is afgesproken. 
 
- Frits: "Patrick told me you're going on holiday." 
- Marly: "Yes, we are going to invite our dearest friends to come with us." 
--> Het is al eerder afgesproken --> to be going to + hele werkwoord 
 
- He read that the weather is going to be great next week. 
- Look at the dissappearing clouds. It is going to be sunny any moment now. 
--> Er is wel bewijs (hij las het / ziet het gebeuren) --> to be going to + hele werkwoord

Slide 16 - Tekstslide

FUTURE PRESENT CONTINUOUS 

Je kunt de present continuous gebruiken voor afspraken die je hebt gemaakt die nog gaan plaatsvinden ( in de nabije toekomst ) waar de tijd en/of plaats al vaststaat. 
 
- Next Saturday she is working at our favourite restaurant! 
- My dentist is taking care of my teeth tomorrow.

Slide 17 - Tekstslide

FUTURE PRESENT SIMPLE 
Je gebruikt de present simple  als je spreekt over tijdschema’s, roosters en dienstregelingen in de toekomst (dit noemen we dan de future present simple): 
 
- My work starts at nine o'clock. 
- We stay in Paris for one more week. 
- The bus leaves in 30 minutes.

Slide 18 - Tekstslide

Bladzijde 20 van je werkboek opdr 24 & 25 maken


Klaar ? verder met opdracht 23 ( write the email) en zo nakijken opdracht 24 & 25

Slide 19 - Tekstslide

Nakijken opdr 24

1 are going away  
  
2 will behave  
  
3 will you come over  
  
4 are going to throw  
  
5 'll clean  
  
6 arrivés 
Opdr 25 :   
   
1 is driving   
   
2 will win   
   
3 Are going to study   
   
4 will pour   
   
5 doesn't arrive   
   
6 are working   
   
7 Are you not going to see

 8 ends

Slide 20 - Tekstslide