Onderstreep/noteer het onderwerp van de zin :
1. Is de beste vriendin van jouw moeder gisteren op bezoek geweest?
2. Vanmiddag komt de hond van mijn buurvrouw bij ons spelen.
3. Het lieve, kleine meisje moet verschrikkelijk huilen.
4. De verslaggever schrijft een groot, spannend bericht in de krant.
5. Morgenmiddag gaan mijn beste vriend en ik naar de stad.