vwo 4_CG1_unidad 6 parte II +7 parte I

Programma
Unidad 6
- Herhaling hay/estar
- oefening 8 t/m 10
Unidad 7
- Een hotelkamer reserveren
- Tener que + infinitief
- Meewerkend voorwerp
Por la ciudad
El placer de viajar
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programma
Unidad 6
- Herhaling hay/estar
- oefening 8 t/m 10
Unidad 7
- Een hotelkamer reserveren
- Tener que + infinitief
- Meewerkend voorwerp
Por la ciudad
El placer de viajar

Slide 1 - Tekstslide

¿Hay o estar?
hay
er is, er zijn
Om een onbekende zaak te introduceren. Het onderwerp is onbepaald.
estar
zijn, zich bevinden
Drukt uit waar een bepaalde persoon of zaak zich bevindt. 
Het onderwerp is bepaald.
hay
- onbep. lidwoord
- geen lidwoord
- getallen
- onbep. hoeveelheid
¿Hay una farmacia por aquí?
¿Hay visitas guiadas?
¿En la calle hay dos farmacias. 
Hay muchos bares.
estar
- bep. lidwoord
- eigennamen
- bez. vnmw.
¿Dónde está la estación?
Sevilla está en Andalucia.
Mis padres están en un hotel.

Slide 2 - Tekstslide

En el centro de Bogotá
Nr. 8a TB p.58 ¿Cómo ir al centro histórico, La Candelaria?
Para ir al centro histórico en Transmilenio Alberto tiene que:

Tomar la linea E en dirección a Bicentenario
Ir a la parada Avenida Chile
Bajar en Avenida Jimenez, son dos paradas
Cambiar a la linea F
Bajar en Ricaurte

45
2
1
5
4
3

Slide 3 - Tekstslide

Viajar en autobús/metro/tren   p. 58+62
¿Qué tienes que hacer esta semana?
Tengo que estudiar español
Tengo que trabajar en el restaurante
Tengo que hacer los deberes

¿Y tú? ¿Qué tienes que hacer esta semana? Schrijf 3 (andere) zinnen 
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

46
Zie extra  uitleg op pag.131/10.2
cruzar
girar
tomar

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Klinkerwisseling  e - i, zie 7.1.2 p.122
Seguir (volgen)             pedir (vragen)        decir (zeggen)
sigo 
sigues
sigue
seguimos
seguís
siguen
pido 
pides
pide
pedimos
pedís
piden
digo 
dices
dice
decimos
decís
dicen

Slide 10 - Tekstslide

invoegen oefening wb?

Slide 11 - Tekstslide

unidad 7

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

invoegen oefening wb?
+opdracht 3a (luisteren) zelf doen in eigen tempo

Slide 14 - Tekstslide

47
5
1
15
3
7
9
11
13
8
6
2
10
4
12
14
timer
3:00

Slide 15 - Tekstslide

interesar + molestar + encantar
lekker/leuk /mooi vinden
bevallen

Slide 16 - Tekstslide

gustar
Con Gusto A1: zie ook 7.1.7 op pagina 125 TB
als je het niet meer precies weet


Slide 17 - Tekstslide

Me gusta la playa
Ik vind het strand leuk/het strand bevalt me
La playa is het onderwerp en bepaalt in welke vorm het ww staat


Me gustan las fresas
Ik vind aardbeien lekker/Aardbeien bevallen me
Las fresas is het onderwerp dus staat het ww ook in het meervoudsvorm gustan
De persoon die het leuk vindt staat vóór gustar (=meewerkend voorwerp. ME

Slide 18 - Tekstslide


Om de betreffende persoon nadruk te geven of om misverstanden te voorkomen gebruik je naast me,te, le...ook nog a + het beklemtoonde persoonlijk voornaamwoord

- A él le encanta el golf y a ella la playa

of A + een naam / namen:

A Pedro le gusta comer.
A Sara y Eva les gusta la playa.

Slide 19 - Tekstslide

molesta
molestan
werkwoord
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 20 - Tekstslide

oefening

Slide 21 - Tekstslide

¿Qué te gusta/interesa/molesta/encanta?
Schrijf 4 zinnen, 1 met elk werkwoord
timer
4:00

Slide 22 - Tekstslide

48

Slide 23 - Tekstslide

Los verbos del tipo de gustar
- gustar 
- encantar 
- interesar 
- molestar  

1.  (a mí)
2. (a ti)
3. (a él, ella, usted)
1.  (a nosotros/as)
2. (a vosotros/as)
3. (a ellos, ellas, ustedes)
1. me 
2. te
3. le
1. nos
2. os
3. les

Slide 24 - Tekstslide

¿Te ... hablar español?
A
gusta
B
gustas
C
gustan
D
gustar

Slide 25 - Quizvraag

Wij vinden dansen leuk
A
Nos gustan bailar
B
Nos gusta bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gustar bailar

Slide 26 - Quizvraag

INTERESAR - geef de juiste vervoeging:

A nosotros _____ __________ el arte moderno

Slide 27 - Open vraag

Wat is een passende reactie?
A mí me gusta jugar al fútbol.
A
A mí tampoco.
B
A mí también

Slide 28 - Quizvraag

A mí me gusta la ciudad, ¿y a ti?
A
A mí sí
B
A mí no

Slide 29 - Quizvraag

A mí no me gusta ir al campo, ¿y a ti?

Slide 30 - Open vraag

No me gustan los hoteles grandes

Slide 31 - Open vraag

Me encantan los viajes organizados
A
Yo también
B
A mí también

Slide 32 - Quizvraag

A trabajar en grupos
Unidad 6: 
nr. 18 WB p.61
            nr. 19a WB p. 62 

Unidad 7: 
nr. 1,2,7,8 WB
let op: 7 en 8 lastig: we bespreken deze straks

Slide 33 - Tekstslide

te ... hablar español
A
gusta
B
gustas
C
gustan
D
gustar

Slide 34 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
A
Nos gustan bailar
B
Nos gusta bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gustar bailar

Slide 35 - Quizvraag

INTERESAR - geef de juiste vervoeging:

A nosotros _____ __________ arte moderno

Slide 36 - Open vraag

Wat is een passende reactie op:
A mí me gusta jugar al fútbol
A
A mí tampoco.
B
A mí también

Slide 37 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging
Mis padres (moeten)_______
A
tienen que
B
tiene que
C
tenéis que
D
tenáis que

Slide 38 - Quizvraag

Deberes
Reglas y sistemas Unidad 6 + test

Unidad 7:
Nr. 3a, 5, 6, 10 WB

Let op! Opdracht 11 WB unidad 7 mag je 
overslaan, zet hier alvast een kruisje bij


Slide 39 - Tekstslide