In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Burgers en stoommachines
De opkomst van de machines
Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat
oefenvragen
Slide 1 - Tekstslide
In 1854 werd een Armenwet ingevoerd die steun voor de armen regelde.
➤Wie zou steun aan de armen moeten geven volgens deze wet?
Slide 2 - Open vraag
➤Onder welke voorwaarde werd de Armenwet aan de armen gegeven?
Slide 3 - Open vraag
Veel kinderen uit arbeidersgezinnen gingen niet naar school maar werkten in fabrieken.
➤Waarom lieten de ouders de kinderen niet naar school gaan?
Slide 4 - Open vraag
➤Voor welke groep werknemers heeft de fabrikant een voorkeur?
Geef ook een reden waarom hij voor deze groep kiest.
Gebruik de bron
Slide 5 - Open vraag
➤Geef één reden waarom overheid, werknemers én werkgevers alle drie graag in de jaren vijftig wilden samenwerken volgens het harmoniemodel?
Slide 6 - Open vraag
Aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw waren de leefomstandigheden voor veel mensen slecht. De onderstaande foto laat één van de problemen zien waar mensen mee te maken kregen.
➤Welk probleem laat de foto zien?
Gebruik de bron
Slide 7 - Open vraag
Na de invoering van de Woningwet kon de overheid de woningen van arbeiders verbeteren. De situatie op de foto in de bron kan zowel een oorzaak als een gevolg zijn van de Woningwet.
➤Kies uit één van de twee: óf oorzaak óf gevolg van de Woningwet. Geef één argument dat past bij je keuze.
Gebruik de bron
Slide 8 - Open vraag
Pas na 1850 werden na veel discussie in de meeste steden riolering en waterleiding aangelegd.
➤Noem één argument dat toen door tegenstanders van de aanleg gebruikt werd en één argument door voorstanders.
Doe het zo:
argument tegenstanders: ...
argument voorstanders: ...
Slide 9 - Open vraag
Aan de ene kant is de houding van de fabrikant kenmerkend voor de meeste fabrikanten in de 19e eeuw. Aan de andere kant is deze houding niet kenmerkend voor de meeste fabrikanten in de 19e eeuw.
➤Leg dit uit.
Doe het zo:
Aan de ene kant kenmerkend, want ...
Aan de andere kant niet kenmerkend, want ...
Gebruik de bron
Slide 10 - Open vraag
Hieronder staan vier stromingen die aan het eind van de 19e en aan het begin van de 20e eeuw een belangrijke rol speelden.
➤Geef van elke afbeelding aan bij welke stroming deze hoort. Sleep hiervoor de stroming naar de afbeelding.
Let op: er blijft één stroming over.
katholicisme
protestantisme
socialisme
liberalisme
Slide 11 - Sleepvraag
Bij deze afbeeldingen horen de volgende perioden:
➤Welke afbeelding hoort bij welke periode?
Let op: er blijft één periode over.
1930-1940
1950-1960
1910-1920
1980-1990
Slide 12 - Sleepvraag
Onder leiding van de overheid besloten werknemers en
[.......(a).......] samen te werken en Nederland weer op te bouwen. In ruil voor werk en goede voorzieningen waren de werknemers bereid zuinig te leven en hard te werken.
Deze wijze van samenwerking werd toen [......(b)......] -model genoemd. Toen de [......(c)......] de geleide loonpolitiek afschafte, was het afgelopen met de arbeidsrust.
➤Sleep drie begrippen naar de juiste plek in de tekst.
overheid
katholieken
socialisten
liberalen
schaal
polder
werkgevers
kerk
harmonie
Slide 13 - Sleepvraag
In een boek over de geschiedenis van Nederland is een hoofdstuk geschreven over de tijd tussen 1940 en 1990.
Deze tijd is weer onderverdeeld in drie perioden.
Iedere periode heeft een titel.
➤Sleep de periode naar de juiste titels.
Let op! Een periode kan meer dan één keer gebruikt worden.
Crisis in de verzorgingsstaat
Groeiende
welvaart
Schaarste en eenvoud
1945-1960
1960-1975
1975-1990
Slide 14 - Sleepvraag
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Nederland allerlei volksverzekeringen. De drie personen kunnen gebruikmaken van de drie genoemde volksverzekeringen.
➤ Welke volksverzekering hoort bij welke persoon?
Ik ben overbodig geworden, zegt mijn baas, en daarom zit ik nu thuis.
Ik ben van een bouwsteiger gevallen en nu kan ik niet meer metselen.
Ik ben vorige week 66 jaar geworden en ik ben nog goed gezond.
WIA
WW
AOW
Slide 15 - Sleepvraag
➤Welke stroming bedacht dit ‘Plan’ en wanneer?
Combineer de stroming en de periode
Gebruik de bron
Stroming
Periode
jaren veertig
protestanten
jaren twintig
liberalen
socialisten
katholieken
jaren dertig
jaren vijftig
Slide 16 - Sleepvraag
Aan het eind van de 19e eeuw waren drie van deze groepen niet in staat voldoende in hun eigen levensbehoeften te voorzien.
➤Welke drie groepen zijn dat? Sleep ze naar het vak.
Niet in staat voldoende in hun eigen levensbehoeften te voorzien.
kantoorpersoneel
weduwen
ondernemers
boeren
ouderen
werklozen
Slide 17 - Sleepvraag
Hieronder staan drie uitspraken over de rol van de overheid in de eerste helft van de 20e eeuw:
➤Combineer de juiste uitspraak met de juiste groep.
Naast de overheid moet de kerk een duidelijke rol in de armenzorg blijven spelen.
Niet de kerk, maar de overheid moet de armenzorg regelen.
Armenzorg is geen taak van de overheid.
katholieken en protestanten
liberalen
socialisten
Slide 18 - Sleepvraag
Vroeger
Later
Slide 19 - Sleepvraag
Vroeger
Later
Slide 20 - Sleepvraag
Gaf rond 1900 voedsel aan de allerarmsten.
Overheid
kerk
Slide 21 - Sleepvraag
Kwam rond 1930 met de ongevallen- en ziekteverzekeringen.
Overheid
kerk
Slide 22 - Sleepvraag
Speelde rond 1980 geen actieve rol in het stelsel van sociale voorzieningen.
Overheid
kerk
Slide 23 - Sleepvraag
Zag rond 1980 de noodzaak om te bezuinigen op de sociale voorzieningen.
Overheid
kerk
Slide 24 - Sleepvraag
➤Waarom werd de Armenwet ingevoerd?
A
omdat de Armenpartij de meerderheid in het parlement had
B
omdat de koning de armen persoonlijk wilde helpen
C
omdat de liberalen de grootste voorstanders van hulp aan armen waren
D
omdat in de steden het aantal armen sterk was toegenomen
Slide 25 - Quizvraag
➤Bij welke periode past de situatie beschreven in de bron?
Gebruik de bron
A
1930 - 1935
B
1950 - 1955
C
1970 - 1975
D
1990 - 1995
Slide 26 - Quizvraag
➤Welke overheidsmaatregel past bij de aanpassingspolitiek van Colijn?
A
de overheidsinkomsten blijven gelijk
B
de salarissen verhogen
C
de steunuitkeringen verlagen
Slide 27 - Quizvraag
In het midden van de 19e eeuw had de rijke burgerij het voor het zeggen in het stadsbestuur. Geleidelijk aan begreep de rijke burgerij dat een goede huisvesting van het arme deel van de bevolking in het belang van alle burgers was.
➤Welke oorzaak voor deze veranderde houding bij de rijke burgerij blijkt uit de bron?
Gebruik de bron
A
De inwoners uit de rijkere buurten werden ook met de ziektes besmet.
B
De rijke burgers schaamden zich voor de slechte hygiënische situatie in de arbeiderswijken.
C
Door de voortdurende ellende zouden de arbeiders in opstand kunnen komen.
D
Door epidemieën zouden er geen arbeiders meer overblijven.
Slide 28 - Quizvraag
Tijdens de jaren dertig hadden de belangrijkste politieke groeperingen verschillende ideeën over de bestrijding van de crisis.
➤Geef aan of deze bron kenmerkend is voor de confessionelen, de liberalen of de socialisten.
Gebruik de bron
A
confessionelen
B
liberalen
C
socialisten
Slide 29 - Quizvraag
➤Welke conclusie naar aanleiding van de bron is juist?
Gebruik de bron
A
Alle uitgaven zijn in iedere periode procentueel steeds toegenomen.
B
Een steeds groter deel van de overheidsuitgaven wordt besteed aan de verzorgingsstaat.
C
Tussen 1950 en 1988 zijn uitgaven voor sociale zaken procentueel minder snel gestegen dan die voor volkshuisvesting.
D
Vanaf 1980 wordt door de regering bezuinigd op bestaande sociale voorzieningen.
Slide 30 - Quizvraag
De socialisten deden in de jaren dertig een voorstel om de werkloosheid aan te pakken.
➤Onder welke naam is dit voorstel bekend geworden?
A
de Armenwet
B
de pauselijke brief
Rerum Novarum
C
de sociale kwestie
D
het Plan van de Arbeid
Slide 31 - Quizvraag
➤Hieronder staan drie onderzoeksvragen. Op welke onderzoeksvraag geeft de bron antwoord?
Gebruik de bron
A
Waarom besloot de overheid in de jaren tachtig op de overheidsuitgaven te bezuinigen?
B
Waarom nam de werkloosheid en het aantal arbeidsongeschikten na 1970 toe?
C
Waarom stegen de inkomsten van de overheid tussen 1970 en 1980 minder hard dan de uitgaven?
Slide 32 - Quizvraag
➤Welke ontwikkeling laten de drie bovenstaande kaarten zien?
Gebruik de bron
A
de eenwording van Nederland
B
de stijging van de lonen in Nederland
C
de verstedelijking van Nederland
Slide 33 - Quizvraag
In de jaren dertig hadden steeds meer arme mensen een uitkering nodig. Daarom kwam de regering met de aanpassingspolitiek.
➤Welk gevolg had deze aanpassingspolitiek voor de uitkeringen?
A
De uitkeringen bleven gelijk.
B
De uitkeringen werden verhoogd.
C
De uitkeringen werden verlaagd.
Slide 34 - Quizvraag
➤WW, AOW en WAO zijn voorbeelden van:
A
politieke partijen
B
sociale wetten
C
vakbonden
Slide 35 - Quizvraag
De overheid gaf in de jaren dertig geld uit aan projecten zoals afgebeeld op de foto.
➤Waarom gaf de overheid geld uit aan zulke projecten?
Gebruik de bron
A
om werklozen een goede opleiding te geven
B
om werklozen te straffen voor hun luiheid
C
om werklozen werk en inkomen te geven
Slide 36 - Quizvraag
Laila en Tom maken een werkstuk over de sociale kwestie in Nederland. Ze verschillen van mening over de rol van de overheid. Tom zegt dat de overheid direct na 1870 iets deed om de sociale problemen in die tijd te verminderen. Laila zegt dat de overheid pas na 1900 actief ging ingrijpen.
➤Noem een argument waarmee Laila haar standpunt kan verduidelijken.
Slide 37 - Open vraag
Deze twee teksten geven een beschrijving van slechte woonomstandigheden in Nijmegen rond 1900.
➤Geef voor beide bronnen aan wat het probleem is en wat er nodig is om dat probleem op te lossen.
Doe het zo:
Tekst 1 probleem: ...; oplossing: ...
Tekst 2 probleem: ...; oplossing: ...
Gebruik de bron
Slide 38 - Open vraag
➤Voor wie en waarom vond de wethouder het slopen van huizen onfatsoenlijk?
Gebruik de bron
Slide 39 - Open vraag
➤Waarom moest een werkloze deze kaart dagelijks gebruiken?
Gebruik de bron
Slide 40 - Open vraag
➤Is het de overheid tussen 1930 en 1936 wel of niet gelukt om de werkloosheid te verminderen? Verklaar je antwoord met behulp van de tabel.
Gebruik de bron
Slide 41 - Open vraag
In de jaren vijftig werkten de overheid, de werknemers en de werkgevers samen volgens het harmoniemodel. Zij maakten een afspraak over de ontwikkeling van de lonen.
➤Welke afspraak werd gemaakt?
Slide 42 - Open vraag
➤Welke kritiek heeft de tekenaar op het beleid van de regering?
Gebruik de bron
Slide 43 - Open vraag
Vanaf de jaren zeventig tot nu is er in Nederland volop discussie
geweest over euthanasie.
➤Waarom was er aan het begin van de 20e eeuw nog geen discussie over euthanasie en aan het eind van de 20e eeuw wel? Geef hiervoor één verklaring.
Doe het zo:
begin 20e eeuw nog geen discussie, want ... (geef verklaring)
eind 20e eeuw wel discussie, want ... (geef verklaring)
Slide 44 - Open vraag
Dit rapport uit 1935 maakt duidelijk dat de situatie van werklozen alleen maar slechter werd. De regering wist dat. Toch wijzigde de regering haar beleid niet.
➤Waarom wijzigde de regering haar beleid niet? Geef één reden.
Gebruik de bron
Slide 45 - Open vraag
➤ Welke twee bronnen zijn kenmerkend voor de leefomstandigheden van arme mensen tussen 1850 en 1900? Leg per bron uit waarom.
Doe het zo:
Bron ... (vul nummer in) is kenmerkend, omdat ...
Bron ... (vul nummer in) is kenmerkend, omdat ...
Gebruik de bronnen
Slide 46 - Open vraag
De tekenaar heeft de personen niet gelijkwaardig afgebeeld.
➤Geef twee voorbeelden waaruit dat blijkt.
Doe het zo:
voorbeeld 1: ...
voorbeeld 2: ...
Gebruik de bron
Slide 47 - Open vraag
➤Welke kritiek heeft de tekenaar op een uit de hand gelopen