Thema 5 hoofdstuk 2 spelling en grammatica samenstelling deel 2

Thema 5: VAKANTIE
Spelling en grammatica hoofdstuk 2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 5: VAKANTIE
Spelling en grammatica hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Doelstelling van de les
Herhaling:

- Je weet wanneer je een komma moet gebruiken
- Je weet wanneer je een dubbele punt moet gebruiken
- Je weet wat samenstellingen zijn en hoe je samenstelling schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Komma --> ,
- Geeft aan dat je even moet pauzeren tijdens het lezen van een zin. Je hoort dit als je de zin langzaam uitspreekt!

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?
1. Tussen 2 persoonsvormen die naast elkaar staan.
Bv. Als ik op vakantie ga, vlieg ik altijd vanaf Eindhoven.

2. Bij een opsomming (als er meerder dingen achter elkaar worden genoemd).
Bv. In de auto luisteren we naar popmuziek, techno, house en rockmuziek

3. Voor een voegwoord. Een voegwoord verbindt 2 zinnen met elkaar (omdat, doordat, wanneer, zoals, maar, want, dus)
Bv. Ik wilde graag de Eiffeltoren beklimmen, maar hij was gesloten.
We hebben een vervanger, omdat de docent ziek is.

Slide 4 - Tekstslide

:
Een dubbele punt geeft ook aan dat je even moet pauzeren tijdens het lezen.
- Je zet een dubbele punt voor een opsomming.
Bv. Je neemt veel spullen mee naar school: een tas, etui, schriften, boeken en soms een gymtas

- Je zet ook een dubbele punt als je uitleg geeft bij iets wat je eerder in de zin hebt gezegd.
Bv. Mijn paspoort is beschadigd: ik heb hem in het water laten vallen.


Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling
Een woord dat is opgebouwd uit meerdere woorden. Je schrijft deze woorden aan elkaar.
Bv. Vakantie + pret = vakantiepret
Gym + les = gymles

Slide 6 - Tekstslide

Moeilijke samenstellingen
Soms kan het aan elkaar schrijven van 2 woorden problemen geven.
- Als er 2 klinkers achter elkaar komen te staan: 
autoonderdelen
Je zet dan een koppelteken (-) tussen de woorden.
Dus: auto-onderdelen

Slide 7 - Tekstslide

Koppelteken
- Je gebruikt een koppelteken als 1 van de woorden een afkorting is, er een aparte letter of een symbool in de samenstelling staat:
tv-programma
S-bocht


Slide 8 - Tekstslide

Nog meer moeilijke samenstellingen
- Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud eindigt op -en, dan krijgt de samenstelling dat ook:
Kip en fokkerij --> kippenfokkerij
woord boek --> woordenboek
- Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud eindigt op zowel -en als -s, dan krijgt de samenstelling een -e:
Groente soep --> groentesoep

Slide 9 - Tekstslide

Nog meer moeilijke samenstellingen
- Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op -eren eindigt, dan schrijf je in de samenstelling -er-:
kinderprogramma --> meervoud is kinderen

- Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar een persoon of zaak waar er maar één van bestaat dan schrijf je een -e-:
Zonnestralen --> er is maar 1 zon

- Als een samenstelling bestaat uit 2 zelfstandige naamwoorden krijgt een -s- als je die ook hoort:
mening verschil --> meningsverschil

Slide 10 - Tekstslide

Maken opdracht 11 t/m 15 blz. 128 t/m 131
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd vandaag?

Herhaling van komma, dubbele punt
Het schrijven van samenstellingen

Slide 12 - Tekstslide