Paragraaf 7.1, 7.2 en 7.3

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ouders hebben geen macht over hun kinderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Macht
A
Een aantal instrumenten om macht af te dwingen.
B
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
C
Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.
D
Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd.

Slide 3 - Quizvraag

De minister president heeft in Nederland geen macht.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Adolf Hitler had niet in zijn eentje alle macht over een heel land.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een scheidsrechter heeft geen macht op het voetbalveld.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een directeur van een school kan geen leerlingen van school verwijderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Een burgermeester heeft geen macht in een gemeente.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Machtsmiddelen
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil
B
Een aantal instrumenten om macht af te dwingen.
C
Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.
D
Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd

Slide 9 - Quizvraag

Een politie heeft macht door zijn positie.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Verkiezingsprogramma's kosten in de VS helemaal niets.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Gespierde en grote mensen kunnen ontzag inboezemen bij andere mensen.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Een trainer van Ajax heeft macht door zijn positie.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Een politie kan een verdachte meenemen naar het bureau voor een verhoor.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Geschreven regels
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil
B
Een aantal instrumenten om macht af te dwingen.
C
Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.
D
Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd

Slide 15 - Quizvraag

Ongeschreven regels
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil
B
Een aantal instrumenten om macht af te dwingen.
C
Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.
D
Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd

Slide 16 - Quizvraag

Op school zijn er ook ongeschreven regels.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Thuis gelden er ongeschreven regels.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

De samenleving heeft geen regels.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Geschreven regels noemen we ook wel formele regels.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Om alles goed te laten verlopen in een samenleving, zijn er geen afspraken nodig.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Antwoorden - begrippen - 7.1 Macht en gezag
1 Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden - kennisvragen - 7.1 Macht en gezag
2 Wel.

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden - begrippen - 7.2 Machtsmiddelen
1 Een aantal instrumenten om macht af te dwingen.

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden - kennisvragen - 7.2 Machtsmiddelen
-Positie: iemand met een hoge positie kan gemakkelijk invloed uitoefenen.
-Kennis: iemand die veel weet, kan een beslissing nemen.
-Geld en bezit: met geld kun je invloed uitoefenen, want je hebt meestal veel macht.
-Lichamelijke kracht: sommigen maken door hun lichaamshouding indruk.
-Aantal: een groep maakt meer indruk dan een eenling.

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden - toepassingsvragen- 7.2 Machtsmiddelen
3 Zij begrijpen beter hoe ze hun belastingformulieren moeten invullen zonder teveel te betalen.
4 a Hij maakt een krachtige indruk (gespierde armen).
b Nee. Wij denken dat een gespierd iemand ook zonder meer sterk is en wint in wedstrijden.
5 a Als er velen protesteren, weet de politiek dat de zaak serieus is. b Dit zijn potentiële kiezers.
6 Eigen mening.

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden - begrippen - 7.3 Regels
1 Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.
2 Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd.

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden - kennisvragen - 7.3 Regels
3 Om zaken goed te laten verlopen.
4 Opstaan voor een ouder iemand in de bus of tram.
5 Bijvoorbeeld: Tot 1870 vonden we de doodstraf normaal, daarna is hij afgeschaft en nu zijn we er erg tegen. In islamitische landen gelden andere regels dan in Nederland. Zaken veranderen.

Slide 28 - Tekstslide

Antwoorden - toepassingsvragen - 7.3 Regels
6 In kleine groepen zijn de dingen overzichtelijk. Om zaken in een grote groep geordend te laten verlopen, heb je meer regels nodig.
7 Je kunt elkaar aan die regels houden.
8 Eigen antwoord (afwassen, schoonmaken, boodschappen doen, samen eten, computeren, gebruik mobiel enz.).
9 a Om een skimapparaat te plaatsen op een kassa. b Inbraak, poging tot diefstal.
c Eigen mening.

Slide 29 - Tekstslide